Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4025

Zaaknummer

13-060A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klager neemt het verweerder kwalijk dat die zijn instructies niet exact opvolgt en heult met politie, OM en rechterlijke macht. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 11 maart 2013

in de zaak 13-060A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 februari 2013, door de raad ontvangen op 20 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder is als advocaat aan klager toegevoegd op basis van een beslissing ex art. 509c Sv. Dit gebeurde nadat klager door diverse andere advocaten was bijgestaan.

1.3 Klager meent dat hij het slachtoffer is van een samenzwering waarin ook verweerder een rol speelt. In ieder geval wil hij niet dat verweerder bepaalde onderzoekswensen in het onderzoek naar het strafbaar feit waarvan hij wordt verdacht kenbaar maakt, waartegenover hij van verweerder verlangt dat die uitvoering geeft aan wat klager van hem vraagt.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij:

a. bij de behartiging van de belangen van klager niet precies doet wat klager van verweerder vraagt; en

b. zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling door te heulen met politie, OM en rechterlijke macht.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt dat hij zo goed als mogelijk met klager communiceert en doet wat klager van hem verlangt, zolang de belangen van klager daardoor niet worden geschaad.

3.2 Daarnaast stelt verweerder dat van heulen met derden geen sprake is. Hij heeft met de officier van justitie en de rechters in deze zaak slechts contact in de zittingszaal en in aanwezigheid van klager (met uitzondering van enige organisatorische zaken zoals het plannen van getuigenverhoren). Met politiemensen heeft verweerder in het geheel geen contact gehad en evenmin (na zijn eerste aanraking met de onderhavige zaak) met personen, die door klager als politieinfiltrant worden aangeduid.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de voorzitter als volgt. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verant¬woordelijk¬heid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.3 Onder verwijzing naar deze maatstaf geldt in de onderhavige zaak dat verweerder niet verplicht is om exact te doen wat klager hem vraagt. Verweerder heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid. Uit niets blijkt dat hij in zijn optreden voor klager onjuist handelt of adviseert, zodat er ook geen sprake kan zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

4.4 Klachtonderdeel a. is dan ook kennelijk ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b. geldt dat van enige belangen-verstrengeling uit het dossier niets blijkt. Klager stelt tegenover de gemotiveerde ontkenning van verweerder ter onderbouwing van dit klachtonderdeel ook niets concreets. Ook klachtonderdeel b. is dan ook kennelijk ongegrond.

4.6 Het voorgaande betekent dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 11 maart  2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.