Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:219

Zaaknummer

13-287

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder adviseerde klaagster hoger beroep niet door te zetten en heeft zich teruggetrokken omdat hij de zaak kansloos achtte. Hij kwam tot dat oordeel o.a. na contact met de vorige advocaat van klaagster. Verweerder heeft zich niet ontijdig teruggetrokken. Klaagster stelt dat verweerder buiten haar medeweten geen contact had mogen opnemen met de advocaat die haar in het kader van de eerste aanleg had bijgestaan. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 december 2013

in de zaak 13-287

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen:

mr. [        ]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 21 november 2013 met kenmerk RvT[    ], door de raad ontvangen op 22 november 2013 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster heeft zich bij brief van 23 juni 2013 bij de Nederlandse Orde van Advocaten beklaagd over meerdere advocaten, waaronder verweerder.

Die brief is, voor zover het om verweerder ging, doorgeleid naar de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland voor nader onderzoek. Die heeft de zaak onderzocht, op 9 oktober 2013 met partijen besproken en het dossier vervolgens op verzoek van klaagster bij brief van 21 november 2013 doorgeleid aan de Raad.

1.3    Klaagster is in 2010 verwikkeld geweest in een arbeidsconflict. Zij heeft over de afwikkeling daarvan geprocedeerd bij de kantonrechter, die op 20 juli 2012 uitspraak heeft gedaan. Een klein gedeelte van de vordering van klaagster is toegewezen; het merendeel niet, omdat er een beëindigings-overeenkomst tot stand zou zijn gekomen in november 2010.

1.4    Eind september, begin oktober 2012 heeft klaagster zich tot verweerder gewend en hem gevraagd hoger beroep aan te tekenen. Op 19 oktober 2012 is hoger beroep ingesteld op nader aan te voeren gronden. Na bestudering van het dossier heeft verweerder klaagster te kennen gegeven dat de zaak geen kans van slagen had en heeft hij haar geadviseerd het hoger beroep in te trekken, gelet op de beëindigingsovereenkomst. De stelling van klaagster is dat zij de beëindigingsovereenkomst niet zelf zou hebben ondertekend. Uit de verklaring van de eerste advocaat en het dossier leidde verweerder af geen reden te hebben te twijfelen aan de ondertekening door klaagster van de beëindigingsovereenkomst. En ernstige bewijsproblemen dreigden zeker. Eerder was door klaagster namelijk geen beroep gedaan op deze stelling. Verweerder heeft klaagster geadviseerd het hoger beroep in te trekken. Verweerder heeft een aantal malen duidelijk naar voren gebracht dat hij het hoger beroep niet zou doorzetten en heeft zich, na aankondiging daarvan, teruggetrokken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder zich terug heeft getrokken uit de zaak en het hoger beroep niet heeft gevoerd voor klaagster;

b)    verweerder met de eerdere advocaat van klaagster heeft overlegd over de procedure zonder toestemming van klaagster.

3    VERWEER

3.1    Verweerder is het met de verwijten van klaagster niet eens.

Zijn verweer komt, voor zover nodig, bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2    Klachtonderdeel a.

Verweerder bemerkte bij bestudering van het dossier dat (in zijn ogen) de zaak kansloos was. Dat hij daarbij wezenlijke punten over het hoofd heeft gezien die een behoorlijk handelend advocaat niet over het hoofd mag zien, is niet gesteld of gebleken. Het stond hem vrij om klaagster, zoals hij heeft gedaan met e-mailberichten van 28 november 2012 en 31 januari 2013, te adviseren om het hoger beroep in te trekken en, toen klaagster dat blijkbaar niet wilde, om zich vervolgens uit de zaak terug te trekken.

Een advocaat behoeft zijn cliënt niet te ondersteunen in een kansloze zaak, integendeel zelfs. Dat hij zich heeft teruggetrokken op een wijze of op een moment zodanig dat hem een tuchtrechtelijke verwijt treft, is evenmin gesteld of gebleken.

Klachtonderdeel a. is derhalve kennelijk ongegrond.

4.3    Klachtonderdeel b.

Wezenlijk voor de kans van slagen van het hoger beroep was de vraag of de kantonrechter terecht uitging van het bestaan van de beëindigings-overeenkomst in de vorm waarin die overeenkomst in het geding was gebracht. Verweerder heeft zich daaromtrent georiënteerd bij de eerdere advocaat van klaagster. Verweerder had niet de uitdrukkelijke toestemming van klaagster nodig om zich te oriënteren bij advocaten die klaagster eerder hadden bijgestaan over de beëindigingsovereenkomst en de wijze waarop deze tot stand was gekomen. Dat hij dat deed past bij zijn verantwoordelijkheid en plicht als advocaat om (ook) voor zichzelf na te lopen of hij klaagster wel van dienst wilde (blijven) zijn. Dat verweerder met die advocaten overleg heeft gehad in die zin dat hij hen, terwijl hun relatie met klaagster teloor was gegaan, op andere wijze dan in het voorgaande besloten ligt, enige invloed of zeggenschap heeft gegeven over het hoe met de zaak van klaagster verder moest, is niet gesteld of gebleken.

Klachtonderdeel b. levert derhalve geen grondslag op voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder.

4.4    De klacht zal worden afgewezen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat een behandeling ter zitting meer of ander licht op de zaak zal werpen.

BESLISSING

De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van

mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 6 december 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten