Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:15

Zaaknummer

12-108

Inhoudsindicatie

Verzetszaak. Beëindigen van de samenwerking door advocaat vanwege een ontstane vertrouwensbreuk. Verweerster had volgens de raad goede gronden om de samenwerking op te zeggen en niet is gebleken van een onzorgvuldige werkwijze of onvoldoende deskundige belangenbehartiging. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 12-108

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 juli 2012 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 juni 2012 met kenmerk K 12/72, door de raad ontvangen op 13 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalige arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 23 juli 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 juli 2012 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 1 augustus 2012 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 februari 2013 in aanwezigheid van zowel klager als verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 1 augustus 2012.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klachten van klager op onzorgvuldige wijze heeft afgehandeld.

4 BEOORDELING

4.1 Noch in het verzetschrift noch ter zitting heeft klager voldoende kunnen motiveren waarom de voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk-ongegrondverklaring had mogen komen. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat uit de stukken niet blijkt van onvoldoende deskundige en onbekwame belangenbehartiging door verweerster. Verweerster heeft in de stukken en ter zitting gemotiveerd onderbouwd dat de door haar opgestelde concept-dagvaarding nog niet zo ver was dat deze ingediend kon worden. Het was slechts een eerste concept dat zij op basis van een gesprek met klager verder wilde concretiseren. Dat het daar niet van is gekomen vanwege de tussentijds ontstane vertrouwensbreuk tussen klager en verweerster rechtvaardigt niet de conclusie dat verweerster klager op onvoldoende deskundige wijze heeft bijgestaan.

4.2 Ook het oordeel van de voorzitter dat verweerster goede gronden had om de samenwerking met klager op te zeggen vanwege onvoldoende vertrouwen over en weer neemt de raad over. Uitgangspunt, vanwege de noodzaak van wederzijds vertrouwen, is immers dat ieder der partijen de vrijheid heeft om de advocaat-cliëntrelatie te beëindigen. Deze vrijheid wordt begrensd in die zin dat de advocaat zich niet op een ongelegen moment mag terugtrekken en zorgvuldig te werk moet gaan teneinde de belangen van de client niet te schaden. Volgens de raad heeft de voorzitter deze maatstaf op de juiste manier toegepast met de juiste conclusie dat verweerster bij haar handelen niet onzorgvuldig te werk is gegaan. 

4.3 Ten slotte ziet de raad geen onzorgvuldige behandeling door de voorzitter in zijn oordeel ten aanzien van het klachtonderdeel over het niet reageren door verweerster op een e-mail van klager.

4.4 Met de voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat geen plaats is voor nader onderzoek naar de klacht. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert, moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, I.P.A. van Heijst, P.P. Verdoorn en A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.