Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:62

Zaaknummer

6563

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klaagster een factuur gezonden voor door een oud-kantoorgenoot verrichte werkzaamheden en daarvoor een incassoprocedure gevoerd waarin de vordering is afgewezen. Hij had voordien met de oud-kantoorgenoot moeten overleggen over gemaakte afspraken, te meer omdat in de zaak al twee jaar niet gewerkt was. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 6563

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 27 augustus 2012, onder nummer

M121-2012, aan partijen toegezonden op 28 augustus 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 september 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- een schrijven van de gemachtigde van klaagster aan het hof van 4 januari 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 februari 2013, waar schoonvader van klaagster, als haar gemachtigde en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in: Verweerder had zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door zich als behandelend advocaat op te werpen in een zaak die bij uitsluiting door zijn kantoorgenoot werd behandeld en daarvoor op 17 januari 2012, nadat de behandelend advocaat kantoor had verlaten, een factuur ad € 1.362,31 te zenden. De behandelend advocaat had, nadat de zaak in overleg werd stilgelegd, toegezegd geen kosten meer in rekening te zullen brengen.

4 FEITEN

Tegen de door de raad vastgestelde feiten zijn geen grieven aangevoerd, zodat ook het hof daarvan uitgaat.                                        

Voorts wordt in hoger beroep als vaststaand aangenomen dat de door verweerder tegen klaagster ingestelde vordering tot betaling van de factuur ad € 1.362,31 bij vonnis van 17 augustus 2012 door de kantonrechter is afgewezen. Toen klaagster niet (langer) aanspraak kon maken op kosteloze rechtsbijstand van de kantoorgenoot van verweerder mr. X., zouden volgens de stelling van verweerder een opdrachtbevestiging aan de gemachtigde van klaagster zijn verzonden en een  prijsafspraak met mr. X. zijn gemaakt. De kantonrechter heeft overwogen, zakelijk weergegeven, dat de juistheid van deze stelling niet is komen vast te staan.

5 BEOORDELING

5.1 Blijkens het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg heeft verweerder verklaard inmiddels mr. X. te hebben geraadpleegd. Deze had gezegd niet meer exact te weten wat hij met klaagster had afgesproken. De verklaring van verweerder maakt duidelijk dat verweerder de declaratie heeft opgesteld en betaling heeft verlangd en vervolgens de vordering tegen klaagster aanhangig heeft gemaakt zonder voorafgaand overleg met mr. X.. Daarvan valt verweerder een verwijt te maken In de eerste plaats maakten de tegenwerpingen door en/of namens klaagster tegen verweerders stelling, dat hij althans het advocatenkantoor een vordering op klaagster had, dit overleg nodig. Mr. X. was immers de behandelend advocaat (geweest) en verweerder zelf was niet op de hoogte van eventueel met klaagster gemaakte afspraken. Had verweerder mr. X. destijds al geraadpleegd, dan had hij eerder de informatie gekregen die mr. X. hem nu heeft verschaft. Dan had hij zich zichzelf en klaagster de procedure kunnen besparen. In de tweede plaats had verweerder al bij vluchtig raadplegen van het dossier en de geboekte tijdsbesteding  kunnen begrijpen dat mr. X. in deze zaak feitelijk al meer dan twee jaar geen werk meer had verricht. Ook die omstandigheid had verweerder ertoe moeten brengen om zonder informatie van mr. X. geen declaratie te verzenden. Weliswaar waren de reacties van klaagster en/of de gemachtigde op de brief van verweerder van 4 januari 2012 allesbehalve adequaat en informatief – klaagster had onder de brief bijvoorbeeld kunnen aankruisen “…ik heb geen lopend dossier meer” – maar daarmee kan verweerder zijn handelen niet rechtvaardigen.

5.2 Het voorgaande brengt mee dat, anders dan de raad oordeelde, de klacht gegrond is, met dien verstande dat verweerder zich tegenover klaagster niet heeft voorgedaan als behandelend advocaat. Hij heeft zich alleen als advocaat  gepresenteerd met een vordering op klaagster voor door mr. X. verrichte werkzaamheden.

5.3 De beslissing van de raad moet dus worden vernietigd. Aan verweerder zal de hierna te vermelden maatregel worden opgelegd. Het hof heeft daarbij ook de eerder aan verweerder bij onherroepelijke beslissingen opgelegde tuchtmaatregelen in aanmerking genomen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 27 augustus 2012, onder nummer M121-2012;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht - met de hiervoor onder 5.2. vermelde beperking - gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- bevestigt de beslissing van de raad voor het overige.

 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, G.J. Niezink, G.R.J. de Groot en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2013.