Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4271

Zaaknummer

13-46

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing, klacht tegen advocaat wederpartij wegens onnodig grievende uitlating (“uw cliënt is een gelukzoeker”)kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 maart  2013

in de zaak 13-46

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 12 februari 2013 met kenmerk RvT 1213-9607, door de raad ontvangen op 14 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 9.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Bij brief van 7 november 2012 heeft klager zich bij de Amsterdamse deken beklaagd over verweerder, advocaat te Huizen. Huizen ressorteerde toen nog onder het arrondissement Amsterdam. De klacht is door de deken onderzocht en omdat Huizen per 1 januari 2013 deel ging uitmaken van het arrondissement Midden-Nederland overgedragen aan de deken van dat arrondissement. Deze heeft het dossier doorgeleid naar deze Raad.

1.3 Klager heeft bij brief van 5 juli 2012 met een beroep op de Wet openbaarheid bestuur aan de cliënte van verweerder informatie gevraagd in een bepaalde kwestie. De informatie is verstrekt bij brief van 16 augustus 2012, maar dat was niet naar genoegen van klager. Door de gemachtigde van klager werd vervolgens om aanvullende informatie verzocht en daarbij werd te kennen gegeven dat aanspraak werd gemaakt op proceskosten, een bedrag van

€ 437,-- nu de cliënte van verweerder een besluit zou hebben genomen de informatie niet te verstrekken. De verzochte aanvullende informatie werd eveneens verstrekt door de cliënte van verweerder, alles nog zonder dat de rechter daar aan te pas behoefde te komen.

1.4  De gemachtigde van klager handhaafde zijn aanspraak op proceskosten en verweerder werd in de zaak gekend. Verweerder heeft bezwaar gemaakt tegen die aanspraak met het argument dat die aanspraak gekunsteld was, dat er geen sprake van was dat zijn cliënte op het eerste verzoek niet of niet naar behoren had gereageerd. Daarover is vervolgens een debat ontstaan tussen klagers gemachtigde en verweerder. Partijen werden het niet eens en verweerder schreef op 29 september 2012 aan klagers gemachtigde het navolgende:

"In antwoord op uw schrijven van 27 september jl. verwijs ik u naar mijn eerder schrijven van 27 september jl.

U herhaalt slechts eerder aangevoerde argumenten, zodat ik met verwijzing naar mijn vorig schrijven kan volstaan.

Of u begrijpt het niet of uw cliënt is een gelukzoeker.

Ik zie uw beroepschrift wel tegemoet."

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

hij zich door het gebruik van de term "gelukzoeker " onnodig grievend over klager heeft uitgelaten.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2 Van belang is allereerst dat klager zich richt tegen de advocaat van de wederpartij. Aan deze komt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt een grote mate van vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt.

3.3 In de – pleitbare – visie van verweerder was het niet terecht dat aanspraak werd gemaakt op proceskosten. Zijn visie was in feite dat aan het eerste verzoek om informatie naar behoren was voldaan, dat de opvatting van klager en diens gemachtigde dat het anders was gekunsteld was en dat het bij de kritiek op de wijze waarop aan dat verzoek was voldaan in wezen ging om een tweede verzoek om aanvullende informatie om welke informatie in eerste instantie  niet was gevraagd. Verweerder stelde zich op het standpunt dat het tweede verzoek om aanvullende informatie, tegen beter weten in, werd gebracht als kritiek op de wijze waarop aan het eerste verzoek om informatie was voldaan. De visie van verweerder was op zijn minst genomen verdedigbaar.

3.4 In die visie van verweerder paste ook de kritiek die in de gewraakte bewoordingen besloten ligt op de intentie waarmee dat aanvullende verzoek werd gedaan. Daarbij betrekt de voorzitter dat de gemachtigde van klager of althans het bureau waaraan hij is verbonden, naar onweersproken is zich profileert met het feit dat dat bureau op basis van "no cure no pay" optreedt en dat de kosten van een bezwaarschriftprocedure worden voldaan uit een dergelijke proceskostenvergoeding. Dat verweerder met dat laatste in gedachten de opstelling van klager zo kritisch heeft bekeken als hij blijkens de gewraakte en met een slag om de arm geformuleerde uitlating deed levert, naar het oordeel van de voorzitter, geen tuchtrechtelijk verwijt op. Een lelijke kwalificatie levert het woord gelukszoeker bovendien niet op. De klacht is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 6 maart 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2013 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten