Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:81

Zaaknummer

6542

Inhoudsindicatie

Klaagster is niet en onjuist geïnformeerd, gelden zijn niet doorbetaald, overboeking in strijd met Vafi. Geen aanleiding lichtere maatregel op te leggen. Schorsing 6 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk.

Uitspraak

Beslissing van 18 januari 2013

in de zaak 6542

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 18 juli 2012, onder nummer 12-003Alk, aan partijen toegezonden op 18 juli 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, is opgelegd.

 

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 augustus 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klaagster;

- de brief van verweerder aan het hof van 14 november 2012.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 16 november 2012, waar klaagster, samen met haar echtgenoot, en verweerder met zijn raadsman  zijn verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. verweerder heeft nagelaten klaagster op kortst mogelijke termijn te informeren over de op het verzoekschrift verkregen beschikking en hij, bij navraag namens klaagster, bewust onjuiste informatie heeft vertrekt over de stand van zaken rond de beschikking van 10 maart 2011; en hij ook heeft nagelaten klaagster tijdig van de ontvangst van de uitbetaling van de bij die beschikking toegekende vergoeding op de hoogte te stellen en bij navraag daarnaar namens klaagster bewust onjuiste informatie heeft verstrekt.

b. verweerder heeft nagelaten van de door hem op zijn derdenrekening ontvangen gelden het (in zijn geval) aan klaagster toekomende bedrag  van € 3.619,69 (zijnde het door klaagster aan verweerder betaalde bedrag aan declaraties) onverwijld en zodra de gelegenheid zich voordeed aan haar door te betalen;

c. verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 6 lid 6 van de V. heeft gehandeld door op de boekdatum 4 april 2011 een totaalbedrag van € 9.733,94 ter betaling van zijn declaraties van de derdengeldenrekening heeft overgemaakt naar zijn kantoorrekening, zonder de daarvoor vereiste ondubbelzinnige instemming van klaagster te hebben gevraagd en verkregen; en daarbij tevens in strijd heeft gehandeld met (1) het bepaalde in de tussen zijn kantoor en Stichting Beheer Derdengelden X gesloten overeenkomst, omdat hij wist dat klaagster ten tijde van die overboeking geen volledig beeld had van het verloop van de zaak en (2) de statuten van de Stichting Beheer Derdengelden X, door eigenhandig gelden van de rekening over te maken naar zijn kantoorrekening en daarvoor niet de handtekening van een tweede bestuurslid te vragen.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Naar de kern samengevat is komen vast te staan dat verweerder, optredend voor klaagster, bij beschikking van 10 maart 2011 de kosten van rechtsbijstand volledig heeft toegewezen gekregen en dat deze vergoeding op 30 maart 2011 op zijn derdenrekening is bijgeschreven. Op 4 april 2011 heeft verweerder een substantieel deel van dit bedrag overgemaakt naar zijn kantoorrekening. Verweerder heeft niet alleen nagelaten klaagster hierover te informeren maar heeft een en ander maal ontkend dat hij de beschikking en het geld had ontvangen. De overboeking van de derdenrekening heeft plaatsgevonden in strijd met art 6 lid 6 van de vafi.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft in de overwegingen 4. gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de aangevoerde klachten onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2 Verweerder heeft in zijn beroep het hof verzocht clementie te betrachten en gevraagd de door de raad opgelegde maatregel, die hem hard zou treffen, te verlichten. Het hof ziet daartoe geen aanleiding. Verweerder heeft klaagster niet op de hoogte gehouden van de procedure, vragen van klaagster hierover zelfs onjuist beantwoord, voor klaagster ontvangen gelden niet onmiddellijk doorbetaald en ook over deze bedragen onduidelijkheid laten bestaan. Ook de overboeking van de derdenrekening was in strijd met art 6 lid 6 van de V.  Het hof oordeelt dat een lichtere maatregel dan door de raad opgelegd niet op zijn plaats is.

5.3 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 18 juli 2012, gewezen onder nummer 12-003 Alk.

Aldus gewezen op 16 november 2012 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.G. Vegter-Fieten, W.A.M. van Schendel en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2013.