Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3760
Zaaknummer
B 198-2012
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt, waarvan hij op het moment dat hij de informatie verstrekte wist, of behoorde te weten dat deze onjuist was.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 4 februari 2012
in de zaak B 198-2012
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 augustus 2012 op de klacht van:
A
klaagster
gemachtigde :
B
tegen:
C
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 26 juli 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 27 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 16 augustus 2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 augustus 2012 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 30 augustus 2012 door de raad per fax ontvangen op 30 augustus 2012 en per post op 3 september 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 30 augustus 2012 .
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de door de voorzitter geformuleerde vaststaande feiten, nu het verzet daartegen niet is gericht.
2.2 Klaagster heeft eerder een klacht tegen verweerder ingediend, welke heeft geleid tot de beslissing van de raad van 26 april 2011 (L). De onderhavige klacht heeft enkel betrekking op gedragingen van verweerder na 1 december 2009.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1 verweerder in zijn verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen zijn cliënte en klaagster aan de Kantonrechter dd. 15 december 2009 en in de procedure bij het UWV een onjuiste voorspiegeling van zaken heeft gegeven;
2 verweerder bewust (deels) onjuiste, en aldus misleidende, informatie heeft verstrekt.
3. Verweerder heeft getracht te voorkomen dat klaagster zou worden ontvangen in haar klacht tegen de vertrouwenspersoon bij de Klachtencommissie.
3.2 Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende aangevoerd:
Verweerder bleef volhouden dat er geen relatie bestond tussen de dader van het geweldsmisdrijf en de school waar klaagster werkzaam was. Verweerder heeft in een bezwaarschrift tegen de toekenning tot een WW-uitkering ten onrechte verklaard dat klaagster arbeidsgeschikt was, terwijl de bedrijfsarts haar niet geschikt achtte werkzaamheden te verrichten binnen haar eigen school. Verweerder stuurde aan op verwijtbare werkloosheid.
3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
verweerder feiten heeft gepresenteerd die als zodanig niet zijn onderbouwd en enkel zijn gebaseerd op de informatie van zijn cliënte. Verweerder heeft informatie verstrekt waarvan hij wist althans behoorde te weten dat deze niet geheel juist dan wel onjuist en derhalve misleidend was.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter heeft op juiste gronden overwogen dat verweerder in beginsel mocht afgaan op de juistheid van de door zijn cliënte aan hem verschafte informatie. Ter beoordeling aan de raad ligt voor de vraag of verweerder in de periode vanaf 1 december 2009 bewust onjuiste dan wel misleidende informatie naar voren heeft gebracht.
4.2 Dat, zoals klaagster stelt, verweerder bij herhaling heeft gesteld dat klaagster de afspraak met de bedrijfsarts had afgezegd, terwijl hij ermee bekend was dat klaagster de afspraak bij de bedrijfsarts niet had afgezegd maar verzet, is niet komen vast te staan. Noch uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is immers gebleken op welk moment verweerder ermee bekend is geworden dat het om het verzetten van de afspraak ging in plaats van een afzegging. Verweerder stelt dat hij vanaf het moment dat hij ermee bekend was dat de afspraak slechts was verzet, niet meer heeft beweerd dat klaagster de afspraak zou hebben afgezegd en klaagster heeft niet concreet aangetoond op welk moment verweerder ermee bekend was dat klaagster de afspraak met de bedrijfsarts enkel had verzet.
4.3 Ook overigens is uit het onderzoek in verzet niet gebleken dat verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt, waarvan hij op het moment dat hij de informatie verstrekte wist, of behoorde te weten dat deze onjuist was.
4.4 Op grond van het bovenstaande verenigt de raad zich met de beslissing van de voorzitter, alsmede met de gronden waarop deze is gegeven. Het verzet zal al ongegrond worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
wijst het verzet als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenwoud, L.J.G. de Haas, H.C.M. Schaeken en M.B.Ph. Geeraedts, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
H
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.