Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:27

Zaaknummer

R. 4177/13.84

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster - in haar hoedanigheid van bijzonder curator - het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verweerster heeft voordat zij haar advies aan de rechtbank uitbracht klager diverse malen tevergeefs uitgenodigd voor een bespreking op haar kantoor om in de kwestie van de wijziging van het ouderlijk gezag zijn standpunt te vernemen. Verweerster heeft ook overigens de belangen van de zoon van klager op passende wijze behartigd, waarbij van onjuiste bejegening van klager en/of diens zoon niet is gebleken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 24 april 2013, door de raad ontvangen op 25 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster is bij beschikking van 24 oktober 2012 door de rechtbank Dordrecht benoemd tot bijzonder curator van de minderjarige zoon van klager.

1.2 Verweerster heeft, in het kader van de door de moeder van deze minderjarige zoon van klager aanhangig gemaakte procedure tot wijziging van het gezamenlijk gezag in het eenhoofdig gezag, bij faxbrief van 12 december 2012 advies aan de rechtbank uitgebracht. Verweerster heeft de rechtbank verzocht het verzoek van de moeder toe te wijzen.

1.3 Bij brief van 20 december 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klager verwijt verweerster in het bijzonder dat zij heeft aangegeven dat klager de omgeving van zijn zoon onveilig maakt. Voorts verwijt klager verweerster dat zij zijn zoon indoctrineert en tegen klager heeft opgezet. Verweerster heeft naar aanleiding van een gesprek met de zoon van klager aan de rechtbank geschreven dat zijn zoon bang voor hem is en dat hij klager niet wil zien. Klager meent dat sprake is van kindermishandeling.

 

3. BEOORDELING

3.1 Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerster zich bij de vervulling van haar functie als bijzonder curator zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

3.2 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verweerster heeft voordat zij haar advies aan de rechtbank uitbracht klager diverse malen tevergeefs uitgenodigd voor een bespreking op haar kantoor om in de kwestie van de wijziging van het ouderlijk gezag zijn standpunt te vernemen. Verweerster heeft ook overigens de belangen van de zoon van klager op passende wijze behartigd, waarbij van onjuiste bejegening van klager en/of diens zoon niet is gebleken.

3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 27 mei 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.