Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3711
Zaaknummer
12-373Arn
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding redelijke klachttermijn.
Uitspraak
Beslissing van 11 januari 2013
in de zaak 12-373Arn
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te
verweerder
Na een verwijzingsbeslissing van het hof van discipline van 24 december 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht aan de raad van discipline in het ressort Arnhem (thans Oost-Nederland) van 13 december 2012 met kenmerk1112-9477, door de raad ontvangen op 14 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Het kantoor van verweerder heeft in 2001 opgetreden voor klager, zowel voor hem in privé als in zijn hoedanigheid van bestuurslid van een vereniging. De verrichte werkzaamheden zijn deels onbetaald gebleven.
1.3 Op verzoek van het kantoor van verweerder heeft de rechtbank Alkmaar klager in 2002 bij verstek veroordeeld tot betaling, vermeerderd met rente en kosten. In 2008 heeft het kantoor van verweerder opdracht gegeven tot incasso van de vordering op klager. De deurwaarder heeft daartoe beslag gelegd op de uitkering van klager.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door klager onnodig op kosten te jagen met slechte dienstverlening en hierdoor verantwoordelijk te zijn voor een situatie waarin een schending van mensenrechten zou hebben plaatsgevonden.
3 BEOORDELING
3.1 Verweerder stelt als meest verstrekkend verweer dat klager in zijn klachten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege te late indiening daarvan. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen. Te weten: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor vermelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden moeten worden bepaald.
3.2 De voorzitter is met verweerder van oordeel dat klager kennelijk
niet-ontvankelijk is in zijn klacht(en) en overweegt daartoe het volgende. Als niet voldoende weersproken gaat de voorzitter ervan uit dat verweerder zijn werkzaamheden voor klager begin 2002 heeft neergelegd. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij elf jaar heeft gewacht met het indienen van een klacht over de dienstverlening bij een kortgeding in oktober 2001.. Bovenbedoelde redelijke termijn is in elk geval vanaf 2002, het moment waarop het kantoor van verweerder klager heeft gedagvaard in verband met onbetaald gebleven declaraties, gaan lopen. Anderszins zijn voor dit tijdverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid. Daarbij komt dat het door het tijdverloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.
3.3 Voor zover klager ook heeft bedoeld te klagen over de incasso van de vordering in 2008 is de voorzitter van oordeel dat ook te dien aanzien de klacht niet binnen redelijke tijd is ingediend. Immers er zijn meer dan vier jaren verstreken tussen die handelwijze en het indienen van klacht zonder dat daarvoor een deugdelijke rechtvaardiging is te vinden in de stukken.
BESLISSING
De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, met bijstand van
mr. L.H. Rammeloo als griffier op 11 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Oost-Nederland, Postbus 30214, 6803 AE Arnhem (fax: 026-3593601). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.