Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:168

Zaaknummer

13-129

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. De door klager aangevoerde gronden slagen niet.

Inhoudsindicatie

Onderzoek in verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen dan die van de voorzitter.

Uitspraak

Beslissing van 2 december 2013

in de zaak 13-129

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 juli 2013 op de klacht van:

de heer R.

[adres]

klager

tegen:

mr. X.

advocaat te A.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 5 juni 2013 met kenmerk RvT 1213-9631/LB/sd, door de raad ontvangen op 6 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 4 juli 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 juli 2013 is verzonden aan klager

1.3 Bij brief van 18  juli 2013 door de raad ontvangen op 18 juli 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is bij die behandeling niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 18 juli 2013 van klager en zijn aanvullende verzetschrift van 27 oktober 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager werd in 2011 bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder in een geschil tussen klager en de toenmalig werkgever van klager, de BEL-combinatie. Klager was in die periode door ziekte niet in staat te werken.

2.3 Verweerder heeft de zaak overgenomen na het vertrek van de kantoorgenoot van verweerder.

2.4 Verweerder heeft van de wederpartij een aantal voorstellen ontvangen voor een vertrekregeling en een beëindigingsvergoeding. Op 26 augustus 2011 schrijft verweerder klager via de e-mail dat hij één van de door de werkgever aangeboden voorstellen acceptabel vindt en passend bij de ontstane situatie. In deze e-mail waarin verweerder dit schrijft, heeft verweerder de volgende passage opgenomen:

‘Als u dit voorstel niet acceptabel vind, dan wil ik van u concreet horen wat volgens u de vertrekregeling zou moeten zijn, en dan wil ik ook van u horen, dat u, als uw werkgever dat alternatief niet wenst te accepteren, bereid bent om u vervolgens weer te melden voor het verrichten van uw gebruikelijke werkzaamheden. U moet dan bereid zijn om de confrontatie aan te gaan, iets wat ik u, zoals uit bovenstaande blijkt, afraad. De stress zal daardoor aanmerkelijk toenemen.’

2.5 Op verzoek van klager heeft zijn rechtsbijstandsverzekeraar de zaak vervolgens overgedragen aan een andere advocaat.

2.6 Bij brief van 13 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) Klager onder druk te zetten door in zijn e-mail van 26 augustus 2011 de onder 2.4 genoemde passage op te nemen;

b) Zijn plicht als raadsman en belangenbehartiger te verzaken door geen tegenvoorstel te formuleren, maar het initiatief bij klager neer te leggen.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte in zijn beslissing heeft aangenomen dat verweerder een aantal voorstellen van de wederpartij had ontvangen. Volgens klager stelde de wederpartij hem enkel voor om, in ruil voor een geldbedrag vrijwillig uit dienst te gaan met verlies van sociale zekerheid. De door de wederpartij gedane voorstellen waren in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De afspraak was dat verweerder een tegenvoorstel zou formuleren.

Klager stelt dat het niet aan de advocaat is om te bepalen welk voorstel moet worden aanvaard.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De raad betrekt daarbij dat klager in het geschil met zijn werkgever de positie had van ambtenaar. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu noch het verzetschrift van klager tegen de beslissing van de voorzitter noch het verhandelde ter zitting nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.H.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, H. Dulack, E.A.T.M. Steverink en C.J. Lunenberg-Demenint, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.