Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:19

Zaaknummer

13-157A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Bestuursrechtelijke proceskostenvergoeding bestemd voor kosten van rechtsbijstand. Nu in verband met de rechtsbijstand geen kosten aan klager in rekening waren gebracht, was verweerder  niet gehouden de proceskostenvergoeding aan klager door te betalen.

Uitspraak

Beslissing van 27 juni 2013

in de zaak 13-157A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 3 juni 2013 met kenmerk 13-13-0336, door de raad ontvangen op 4 juni 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is in een hoger beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep door verweerder bijgestaan. In deze zaak was een toevoeging afgegeven, met een eigen bijdrage van € 757,--. Klager heeft de eigen bijdrage voldaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard.

1.3 Daarnaast heeft verweerder namens klager een bezwaarprocedure tegen een afwijzing van de uitkering aanhangig gemaakt. Verweerder heeft voor deze procedure geen aparte toevoeging aangevraagd. Evenmin zijn in verband met deze procedure door verweerder kosten aan klager in rekening gebracht. Het bezwaar is gegrond verklaard met veroordeling van het UWV in de kosten van rechtsbijstand. Naar aanleiding daarvan heeft klager  verweerder verzocht om de door hem betaalde eigen bijdrage in verband met de hoger beroeps¬procedure terug te storten, aan welk verzoek verweerder niet heeft voldaan.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder weigert de door het UWV betaalde vergoeding kosten rechtsbijstand aan hem uit te keren;

b) de door verweerder overgelegde urenspecificatie niet correct is;

c) klager door verweerder niet geïnformeerd is over de hoogte van zijn uitkering per 15 oktober 2012.

3 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

3.1 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij de door UWV betaalde proceskostenvergoeding niet aan klager heeft doorbetaald. Klager heeft navraag gedaan bij de Raad voor Rechtsbijstand en begrepen dat het om kosten van rechtsbijstand gaat. Nu klager een bedrag van € 757,-- aan verweerder heeft moeten betalen in verband met een eigen bijdrage voor de verkregen toevoeging, meent klager dat hij recht heeft op de door UWV betaalde proceskostenvergoeding.

3.2 Verweerder heeft uitgelegd dat de proceskostenvergoeding ziet op de bezwaarschriftprocedure bij UWV, voor welke procedure geen aparte toevoeging is aangevraagd en waarvoor ook geen kosten aan klager in rekening zijn gebracht. De door klager betaalde eigen bijdrage zag op de procedure bij de Centrale Raad van Beroep. In die procedure is het beroep van klager ongegrond verklaard, zodat UWV ook geen proceskosten hoefde te vergoeden.

3.3 De voorzitter wijst erop  dat de door UWV in de bezwaarschriftprocedure toegekende proceskostenvergoeding slechts wordt toegekend indien sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De proceskostenvergoeding is door verweerder derhalve aangewend voor de vergoeding van door hem gemaakte kosten. Nu de kosten voor de bezwaarschriftprocedure niet bij klager in rekening zijn gebracht, kan hij ook geen aanspraak maken op vergoeding daarvan. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen b) en c)

3.4 Deze klachtonderdelen hangen met elkaar samen en zullen daarom samen worden behandeld. In de kern komen de klachtonderdelen neer op het verwijt dat verweerder onvoldoende tijd en aandacht aan klagers zaak heeft besteed. Uit de door verweerder overgelegde urenspecificatie blijkt dat verweerder ruim 11 uur aan de zaak heeft besteed. De gemaakte uren zijn door verweerder gespecificeerd. Tegenover de gemotiveerde betwisting zijdens verweerder heeft klager in het geheel niet toegelicht waarom de urenspecificatie niet correct zou zijn. Het verwijt dat verweerder te weinig tijd aan de zaak zou hebben besteed is dan ook onjuist. Evenmin kan de voorzitter vaststellen dat verweerder klager onvoldoende zou hebben geïnformeerd over de hoogte van zijn uitkering. Verweerder heeft onbetwist en deugdelijk met stukken onderbouwd gesteld dat hij klager heeft geïnformeerd over de terugvorderingsmogelijkheden, het aanvragen van een toeslag en de uitkomst van de bezwaarschriftprocedure. Klager is gewezen op de bestaande mogelijkheid om zelf, zo nodig door inschakeling van een opvolgend advocaat, beroep in te stellen en binnen welke termijn dit diende te gebeuren. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder zich schuldig zou hebben gemaakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen waardoor de belangen van klager zijn geschaad. Ook deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland,  plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 27 juni 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.