Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:52
Zaaknummer
R. 4144/13.51
Inhoudsindicatie
Verwijt dat de advocaat tegen klager optreedt, terwijl zij in 1998 de belangen van klager in een strafzaak heeft behartigd. Niet gebleken dat informatie uit de strafzaak van 1998 van enig belang is geweest in de thans behandelde zaak. Overige verwijten onvoldoende onderbouwd. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 maart 2013, door de raad ontvangen op 12 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 25 maart 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 26 maart 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 30 maart 2013, door de raad ontvangen op 3 april 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 In het verzet heeft klager stukken in het geding gebracht.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 juni 2013 in aanwezigheid van klager, die werd bijgestaan door N., en verweerster. De heer N. heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat:
a. zij in 1998 de belangen van klager heeft behartigd en dat het haar daarom thans niet vrij staat de belangen van de voormalige partner van klager te behartigen;
b. zij tegen klager samenspant;
c. een geplande zitting door de rechtbank Rotterdam is uitgesteld;
d. zij er de oorzaak van is dat klager zijn dochter niet kan zien;
e. zij klager schade heeft toegebracht.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren gehandhaafd. Hij heeft verwezen naar de door hem in het geding gebrachte stukken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad dat ook in het verzet niet is gebleken dat informatie uit de strafzaak van 1998 van enig belang is geweest in de thans door verweerster behandelde zaak. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen overweegt de raad dat klager deze ook in het verzet onvoldoende heeft onderbouwd.
5.3 De raad verenigt zich met de beoordeling van de klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.