Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4183
Zaaknummer
12-271A
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet voorstellen aan klaagster voorafgaand aan zitting niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Geen schending privacy door doen van inhoudelijke mededelingen over medische behandeling klaagster aan Centraal Tuchtcollege. Niet tuchtrechtelijke verwijtbaar. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 8 april 2013
in de zaak 12-271A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 8 oktober 2012 op de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 13 september 2012 met kenmerk 1112-903, door de raad ontvangen op 14 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 8 oktober 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 oktober 2012 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 11 oktober 2012, door de raad ontvangen op 12 oktober 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 11 oktober 2012 en de aanvullende stukken die klaagster bij brief van 5 januari 2013 in het geding heeft gebracht.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft als (plaatsvervangend) advocaat een aan het Academisch Medisch Centrum verbonden medisch specialist van rechtsbijstand voorzien die zich naar aanleiding van een klacht van klaagster op 19 juni 2012 in hoger beroep moest verantwoorden ten overstaan van het Centraal Tuchtcollege te 's-Gravenhage.
2.3 Bij brief van 3 juli 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder klaagster onheus heeft bejegend door zich voor de zitting van het Centraal Tuchtcollege op 19 juni 2012 niet aan klaagster voor te stellen en na afloop daarvan haar niet te begroeten en vervolgens niet te reageren op een e-mail die zij naar aanleiding daarvan aan verweerder heeft doen toekomen;
b) verweerder de privacy van klaagster heeft geschonden door tijdens deze zitting onderwerpen ter sprake te brengen die klaagster in vertrouwen aan haar arts had verteld en die niets met de onderhavige (medische) klachtzaak te maken hadden en derhalve uitsluitend zijn genoemd om klaagster in een kwaad daglicht te zetten.
3.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klaagster blijft bij haar klacht dat verweerder haar ten onrechte als een ongelijke heeft behandeld en haar niet serieus heeft genomen. Voorts is klaagster van mening dat verweerder wel degelijk haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad door zijn uitspraken ter zitting van het Centraal Tuchtcollege, die - in tegenstelling tot wat de voorzitter overweegt in onderhavige voorzittersbeslissing - niet reeds eerder vermeld stonden in het verweerschrift.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht in beide onderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Dat de in het geding zijnde uitspraken van verweerder niet vooraf in het verweerschrift zouden zijn vermeld, doet hier niet aan af.
4.2 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar beide klachtonderdelen en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th. S. Roëll, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, R. Lonterman, H.B. de Regt, en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. E.F.E. Hoekstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.
Griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.