Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3933

Zaaknummer

R. 4090/12.224

Inhoudsindicatie

Verweerder stelt te hebben aangegeven dat hij – tegen betaling –  namens een van de vennootschappen kon optreden, maar dat het hem niet vrij stond om op te treden namens de vennootschap of één van de aandeelhouders in een procedure tegen (de erven van) de andere aandeelhouder/bestuurder met wie hij in het verleden nauw heeft samengewerkt. Dit standpunt is conform de gedragsregels. Klager heeft zijn standpunt ter zake niet nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De verklaringen van klager en verweerder met betrekking tot het vinden van een Nederlandse advocaat spreken elkaar tegen, reden waarop de juistheid van  klachtonderdeel d niet worden vastgesteld.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht van 13 december 2012, door de Raad ontvangen op 18 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft jarenlang de belangen van vier vennootschappen behartigd. Deze vennootschappen werden in die periode geleid door twee directieleden, te weten klager en wijlen zijn echtgenote.

1.2    De echtgenote van klager is in november 2008 overleden.

1.3    In november 2008 zijn twee van de vier vennootschappen van klager in staat van faillissement verklaard.

1.4    Bij brief van 6 juni 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij:

a.    met betrekking tot de liquidaties van de twee failliete vennootschappen heeft geweigerd de curator te assisteren. Voorts heeft verweerder geweigerd te blijven optreden voor de twee overgebleven vennootschappen, omdat naar zijn mening  sprake zou zijn van belangenverstrengeling;

b.    wijlen klagers echtgenote heeft geholpen bij het openen van een bankrekening in Zwitserland en dat hij op de hoogte was van verduisteringspraktijken c.q. weggesluisde bedrijfsgelden;

c.    klager geweigerd heeft te helpen bij het terugvorderen van geld ;

d.    klager maanden aan het lijntje heeft gehouden bij het vinden van een Nederlandse advocaat die klagers zaak op pro deo basis zou willen behandelen.

 

3    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Verweerder stelt te hebben aangegeven dat hij – tegen betaling –  namens een van de vennootschappen kon optreden, maar dat het hem niet vrij stond om op te treden namens de vennootschap of één van de aandeelhouders in een procedure tegen (de erven van) de andere aandeelhouder/bestuurder met wie hij in het verleden nauw heeft samengewerkt. Dit standpunt is conform de gedragsregels. Klager heeft zijn standpunt ter zake niet nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2    Verweerder heeft betwist dat hij heeft bemiddeld bij het openen van een bankrekening in Zwitserland voor wijlen de echtgenote van klager. Voorts heeft verweerder betwist dat hij persoonlijke zaken zou hebben geregeld die in strijd met de belangen van de vennootschappen zouden zijn. De door klager overgelegde stukken, meer in het bijzonder de door klager overgelegde e-mail berichten, leveren onvoldoende bewijs voor de stelling dat verweerder heeft geholpen bij het openen van een bankrekening in Zwitserland voor wijlen de echtgenote van klager en/of op de hoogte was van verduisteringspraktijken c.q. weggesluisde bedrijfsgelden;

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3    Verweerder heeft gesteld dat het hem op grond van de gedragsregels niet vrij stond om klager bij te staan wegens mogelijke belangenverstrengeling. Op dezelfde grond als bij klachtonderdeel a, kan ook ter zake van het onderhavige klachtonderdeel niet worden vastgesteld dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.4    Uit hetgeen verweerder gesteld heeft volgt niet dat hij klager aan het lijntje heeft gehouden bij het vinden van een Nederlandse advocaat, die klagers zaak op basis van pro deo zou willen behandelen. Nu de verklaringen van klager en verweerder elkaar op dit punt tegenspreken kan de juistheid van dit klachtonderdeel niet worden vastgesteld.

3.5    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 januari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.