Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-10-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:79
Zaaknummer
L248-2013
Inhoudsindicatie
Irritatie in een andere zaak ontslaat een advocaat niet van de verplichting om te reageren op verzoeken van de deken om informatie op tegen die advocaat ingediende klachten. Door zulks na te laten heeft de betreffende advocaat zich schuldig gemaakt aan een gedraging zoals bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet binnen de door de raad in een eerdere klachtzaak vastgestelde proeftijd die aanving op 2 augustus 2013.
Inhoudsindicatie
TUL voorwaardelijke schorsing van 1 maand.
Uitspraak
Beslissing van 21 oktober 2013
in de zaak L 248-2013
naar aanleiding van de vordering ex artikel 48e Advocatenwet van
de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L
deken
tot tenuitvoerlegging van de door de raad van discipline bij beslissing dd. 1 juli 2013 (in klachtzaak L 101-2013) voorwaardelijke opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand aan:
A
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 8 augustus 2013 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 13 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L een vordering ex artikel 48e van de Advocatenwet tegen verweerder bij de raad ingediend.
1.2 De griffier van de raad heeft verweerder en de deken bij brief dd. 20 augustus 2013 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de vordering van de deken op 30 september 2013, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 16 september 2013 op de vordering van de deken te reageren.
1.3 De vordering is behandeld ter zitting van de raad d.d. 30 september 2013 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 8 augustus 2013.
2. FEITEN
Voor de beoordeling van het verzoek van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Door de raad van discipline, verder te noemen de raad, is bij beslissing van 1 juli 2013, verzonden op 2 juli 2013, (bij de raad bekend onder zaaknummer L 101-2013) aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 1 maand opgelegd, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, die door de raad was vastgesteld op een periode van een jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.
2.2 Verweerder heeft geen appel ingesteld tegen de beslissing van de raad van discipline, zodat de beslissing van de raad van discipline op 2 augustus 2013 onherroepelijk is geworden. De door de raad bepaalde proeftijd is derhalve ingegaan op 2 augustus 2013.
2.3 Bij beslissing van de raad van discipline van 1 juli 2013 (bij de raad bekend onder referentienummer L 101-2013) heeft de raad aan de deken opgedragen om de door de heer X op 24 augustus 2012 en 18 februari 2013 bij hem tegen verweerder ingediende klachten nader te onderzoeken en af te handelen.
2.4 De deken heeft verweerder op 5 juli 2013 aangeschreven met het verzoek om binnen veertien dagen te reageren op de klachten van de heer X. Verweerder heeft deze brief onbeantwoord gelaten, waarna de deken verweerder bij brief dd. 30 juli 2013 heeft gerappelleerd en hem verzocht binnen vijf dagen te reageren. Verweerder heeft niet binnen de door de deken gestelde termijn gereageerd, waarna de deken bij brief dd. 8 augustus 2013 een dekenbezwaar bij de raad heeft ingediend.
3. vordering ex artikel 48 e Advocatenwet
3.1 Verweerder heeft zich binnen de door de raad van discipline bij beslissing dd. 1 juli 2013 vastgestelde proeftijd schuldig gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, op grond waarvan dient te worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van de bij voormelde beslissing aan verweerder voorwaardelijke opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand.
4. VERWEER
4.1 Verweerder erkent niet te hebben gereageerd op verzoeken van de deken om te reageren op de door de heer X tegen hem ingediende klachten. Verweerder heeft zich tegen de verzoeken van de deken verzet, aangezien de deken in een andere zaak had nagelaten te reageren op verzoeken van verweerder om bemiddeling in die zaak.
5. BEOORDELING
5.1 Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is komen vast te staan dat verweerder zich binnen de vastgestelde proeftijd van een jaar , welke aanving op 2 augustus 2013, heeft schuldig gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet . Wat er ook moge zijn van het verweer van verweerder, irritatie in een andere zaak ontslaat een advocaat niet om te reageren op verzoeken van de deken hem te informeren over tegen de betreffende advocaat ingediende klachten. Dit geldt temeer, waar verweerder al eerder had nagelaten te reageren op verzoeken van de deken en de raad van discipline de deken bij beslissing dd. 1 juli 2013 had opgedragen de door de heer X ingediende klachten alsnog nader te onderzoeken.
5.2 De raad zal op grond van het bovenstaande op vordering van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L overgaan tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de bij beslissing dd. 1 juli 2013 door de raad aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand.
BESLISSING
De raad van discipline:
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van 1 juli 2013 (zaaknummer L 101-2013) aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;
- bepaalt dat de schorsing ingaat op 1 december 2013;
- draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.
Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, E. J.P.J.M. Kneepkens en J.C. van den Dries, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
L
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.