Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3830
Zaaknummer
12-147
Inhoudsindicatie
klacht betreffende optreden van advocaat 7 jaar later niet ontvankelijk. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 21 januari 2013
in de zaak 12-147
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 september 2012 20 op de klacht van:
de heer A
wonende te D
klager
tegen:
mr. K
Advocaat te Z.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 22 augustus 2012, door de raad ontvangen op 24 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 19 september 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet- ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 20 september 2012 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 30 september 2012 door de raad ontvangen op 2 oktober 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 december 2012 in aanwezigheid van klager en zijn tolk en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 30 september 2012 en de brief van klager van 10 oktober 2012.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de door de voorzitter in zijn beslissing van 19 september 2012 vastgestelde feiten uitgegaan, nu daartegen geen bezwaar is gemaakt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd doordat hij geen informatie heeft opgevraagd bij politie en het ziekenhuis inzake zijn medische situatie na zijn aanhouding, en deze informatie niet ter kennis van de rechter heeft gebracht en geen melding heeft gemaakt van de verdwijning van zijn ketting met kruis.
3.2 De voorzitter van de raad heeft de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat de klacht op 8 augustus 2011 te laat is ingediend, daar klager bekend was met zijn verklaring tot ongewenst vreemdeling in mei 2004 en hij vanaf die datum bekend moet worden verondersteld met de consequenties daarvan.
3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder ten onrechte geen informatie heeft overgelegd met betrekking tot het door klager opgelopen letsel en het verlies van een voor hem dierbare ketting met kruis en niet reageerde naar aanleiding van een brief en telefoontjes nadat klager in 2004 in voorlopige hechtenis was geplaatst. Pas na de beslissing van de rechter inzake de ongewenst vreemdeling verklaring in 2011 werd hem duidelijk dat de veroordelingen die hij heeft nooit zouden worden doorgehaald en werden voor klager de gevolgen van het optreden van verweerder eerst duidelijk.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft aangevoerd dat het door tijdsverloop voor hem niet mogelijk is om inhoudelijk in te gaan op de zaak. Verweerder heeft geen dossier tot zijn beschikking en kan zich niets van de zaak herinneren.
5 BEOORDELING
5.1. De raad is van oordeel dat het verzet van klager ongegrond is. De raad onderschrijft de beslissing van de voorzitter ter zake van de ontvankelijkheid van de klacht mede gezien het tijdsverloop tussen het optreden van verweerder en het moment waarop klager heeft geklaagd. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat van klager had mogen verwacht dat hij zich eerder de consequenties zou hebben gerealiseerd van de ongewenst verklaring van 10 mei 2004. Klager heeft geen nieuwe feiten of argumenten aangevoerd, op grond waarvan het oordeel van de voorzitter voor onjuist moet worden gehouden. Daarmee is het verzet ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door: mr M.M. Lorist, voorzitter, mrs. P.R.M. Noppen, E.J. Verster, H.J.P. Robers en G.R.M. van den Assum, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zutphen
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.