Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:3

Zaaknummer

13-137A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 juni 2013

in de zaak 13-137A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

p/a

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 23 mei 2013 met kenmerk 1313-0205, door de raad ontvangen op 23 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft op verzoek van klager, die gedetineerd was, de behandeling van zijn strafzaak in maart 2012 overgenomen van een andere advocaat.

1.3 Op het moment dat verweerster de zaak overnam was klager al onderzocht door het Pieter Baan Centrum en waren de getuigen reeds verzocht en gehoord. Verweerster heeft bij de rechtbank navraag gedaan naar de stand van zaken van nog twee door de voorgaande advocaat verzochte getuigen, waarop de rechtbank de verzoeken alsnog heeft afgewezen.

1.4 Eind mei 2012 verzocht klager verweerster om de zaak over te dragen aan een opvolgend advocaat.

1.5 Bij brief van 24 oktober 2012, ontvangen door de deken op 31 oktober 2012, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster (en over diverse anderen, waaronder advocaten en een psychiater). Klager heeft zijn klacht toegelicht en aangevuld bij brieven van 10 november 2012, 14 november 2012, 10 december 2012 en 8 januari 2013.

2 KLACHT

2.1 De klacht tegen verweerster is uit de vele uitvoerige handgeschreven brieven van klager niet eenvoudig te destilleren, maar houdt naar de voorzitter begrijpt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) te weinig tijd in de zaak heeft geïnvesteerd en dat zij dat heeft gedaan omdat het een pro deo zaak betrof;

b) de door klager aangedragen getuigen niet heeft laten oproepen;

c) niet heeft geïnformeerd naar documenten die door toedoen van de politie zijn weggeraakt;

d) documenten is kwijtgeraakt bij de overdracht van het dossier van de voorgaande advocaat aan verweerster;

e) het dossier een jaar heeft “achtergehouden”.

3 BEOORDELING

3.1 De klachten van klager komen er in de kern op neer dat verweerster hem geen goede rechtsbijstand heeft gegeven. Verweerster heeft de verwijten gemotiveerd betwist. De voorzitter oordeelt als volgt over de klachtonderdelen.

3.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter dat verweerster onbetwist heeft gesteld dat zij in 3 maanden 23 uren en 25 minuten als toegevoegd advocaat aan de zaak heeft besteed. Voorts is gebleken dat verweerster klager steeds op de hoogte heeft gehouden van de zaak. Het verwijt dat verweerster te weinig tijd aan de zaak zou hebben besteed, is naar het oordeel van de voorzitter dan ook feitelijk onjuist. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

3.3 Met klachtonderdeel b) wordt verweerster verweten dat zij zou hebben nagelaten door klager aangedragen getuigen niet te laten oproepen. Uit de stukken van het dossier blijkt dat verweerster de zaak overgedragen heeft gekregen nadat al diverse getuigen waren gehoord. De voorgaande advocaat had nog twee getuigen verzocht, maar de rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. Dat kan verweerster niet worden aangerekend. Verweerster heeft voorts onbetwist gesteld dat zij klager er op heeft gewezen dat de rechtbank nog slechts getuigen zou toestaan indien deze iets relevants te verklaren hadden. Op haar vraag bij brief van 15 mei 2012 om nadere informatie heeft klager niet gereageerd. Verweerster valt ook op dit punt dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

3.4 De klachtonderdelen c), d) en e) hangen met elkaar samen en zullen daarom gezamenlijk worden behandeld. Uit de stukken van het dossier blijkt dat verweerster het strafdossier overgedragen heeft gekregen van de voorgaande advocaat. Zij is – en mocht – er daarbij vanuit gaan dat zij het hele dossier heeft ontvangen. Op verzoek van klager heeft verweerster getracht om documenten op te vragen bij de voorgaande advocaat en via de Officier van Justitie, maar haar werd te verstaan gegeven dat geen stukken ontbraken. Ook op die informatie mocht verweerster naar het oordeel van de voorzitter vertrouwen. Verweerster heeft ten slotte op verzoek van klager het volledige dossier begin juni 2012 aan de opvolgend advocaat overgedragen. Het haar gemaakte verwijt dat zij het dossier een jaar lang heeft achtergehouden, is dan ook onterecht. Ook deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

3.5 Naar het oordeel van de voorzitter is ook overigens niet gebleken dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld.

3.6 De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van

mr. L.H. Rammeloo als griffier op 20 juni 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.