Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:184
Zaaknummer
13-330A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen.
Uitspraak
Beslissing van 28 november 2013
in de zaak 13-330A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 oktober 2013 met kenmerk 4013-0969, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder staat de echtgenote van klager bij in een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft deze zaak overgenomen van mevrouw mr. X, tegen wie klager eveneens een klacht heeft ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) “alle zaken probeert te laten verdwijnen”;
b) zich samen met zijn cliënte schuldig maakt aan oplichting en fraude;
c) nog geen echtscheidingsverzoekschrift aan klager heeft gezonden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder betwist dat zich in het dossier van zijn cliënte stukken bevinden die hij zou kunnen laten verdwijnen. Verweerder stelt voorts geen enkele aanleiding te hebben om te denken dat zijn cliënte zich schuldig zou maken aan oplichting en/of fraude. Verweerder heeft de identiteit van zijn cliënte gecheckt aan de hand van haar Nederlandse paspoort. De voormalig advocate van zijn cliënte stond haar bij op basis van een toevoeging, waarvan mutatie op naam van verweerder is verkregen. Gezien de door zijn cliënte overgelegde stukken (arbeidscontract en rekeningafschriften) heeft verweerder geen enkele reden om te twijfelen aan de identiteit en de inkomens- of vermogenspositie van zijn cliënte. Tenslotte heeft verweerder op 30 augustus 2013 aangekondigd het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank te zullen indienen en aan klager te zullen laten betekenen.
4 BEOORDELING
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij stukken uit het dossier heeft geprobeerd te laten verdwijnen. Nu daarvan niet is gebleken, terwijl verweerder zulks ook uitdrukkelijk heeft betwist, is het klachtonderdeel kennelijk ongegrond. Het had op de weg van klager gelegen zijn klacht na de gemotiveerde betwisting nader te onderbouwen hetgeen hij heeft nagelaten.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager dit klachtonderdeel in het geheel niet onderbouwd, terwijl de stukken van het dossier geen enkel aanknopingspunt bieden voor het verwijt dat klager verweerder met dit klachtonderdeel maakt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij nog geen echtscheidingsverzoekschrift heeft toegezonden. Uit het dossier blijkt dat verweerder het echtscheidingsverzoek inmiddels heeft ingediend. Overigens is het niet aan klager om te bepalen wanneer het echtscheidingsverzoek door de advocaat van de wederpartij wordt ingediend. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Lof als griffier op 28 november 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 28 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.