Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:61

Zaaknummer

6569

Inhoudsindicatie

Toezegging tot betaling van inschrijfgelden voor cursus niet nagekomen. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 6569

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

 

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 27 augustus 2012, onder nummer

M13-2012, aan partijen toegezonden op 28 augustus 2012, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder, klachtonderdeel a niet-ontvankelijk is verklaard voor zover deze ziet op de weigering tot betaling van de factuur aan klaagster, klachtonderdeel a voor het overige gegrond is verklaard, klachtonderdeel b gegrond is verklaard en een maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 1 week, met openbaarmaking, is opgelegd.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 september 2012 ter griffie van het hof ontvangen. Geen beroep werd ingesteld door de kantoorgenoot van verweerder mr. B. Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.

2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 februari 2013, waar verweerder is verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht is door de raad ( die de klacht tegen verweerder en mr. B behandelde) als volgt omschreven:

a. verweerders hebben zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, omdat zij stelselmatig weigeren een factuur ad. ca. € 4.000,= ter zake de door verweerder sub 2 in 2010 gevolgde cursus Estate Planning te betalen. Ondanks een toezegging tot betaling van verweerder, blijft betaling achterwege. Verweerders houden zich onbereikbaar voor gemachtigde van klaagster.

b. verweerder sub 2 ( mr. B., hof) voert wederrechtelijk de titel Register Estate Planner (REP) aangezien hij niet in dit register is ingeschreven en evenmin aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.

4 FEITEN

Mr. B., destijds kantoorgenoot van verweerder, heeft zich ingeschreven voor een cursus bij klaagster en de inschrijfgelden voor de cursus niet voldaan. Bij de pogingen de vordering betaald te krijgen is namens klaagster gebeld met het kantoor van mr. B. Verweerder heeft namens kantoor telefonisch de toezegging gedaan dat zou worden betaald, maar ook daarna is betaling uitgebleven. Klaagster meent dat mr. B en verweerder zich onbereikbaar hielden voor klaagster.

5 BEOORDELING

5.1 Met de raad is het hof van oordeel dat het tweede onderdeel van klachtonderdeel a  gegrond is. Dat verwijt betreft het niet nakomen van de toezegging door verweerder namens het kantoor van betaling van de inschrijfgelden van de cursus. Het bewust en meermalen doen van deze toezegging schept voor verweerder een zelfstandige verplichting jegens klaagster. De door verweerder naar voren gebrachte interne afspraken binnen de maatschap, op grond waarvan hij stelt namens de kantoorgenoot/het kantoor geen toezeggingen te kunnen doen, maken dat niet anders.

5.2 De door verweerder aangevoerde grief tegen het gegrond verklaarde klachtonderdeel b. slaagt. Dat betreft een verwijt dat uitsluitend mr. B. te maken valt en verweerder niet valt aan te rekenen. De gegrondverklaring van dit klachtonderdeel wordt daarom door het hof vernietigd.

5.3 Het hof acht de maatregel van berisping ten aanzien van het gegrond verklaarde deel van klachtonderdeel a passend en geboden is.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de raad voor zover klachtonderdeel b gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel is opgelegd van een week voorwaardelijke schorsing met openbaarmaking;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping;

- en bekrachtigt  de beslissing voor het overige.

 

 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, G.J. Niezink, G.R.J. de Groot en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2013.