Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3723

Zaaknummer

12-183A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Geen sprake van kennelijk onjuiste advisering door verweerder met betrekking tot het arbeidsgeschil tussen klager en zijn werkgever.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2013

in de zaak 12-183A    

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 juli 2012 op de klacht van:

de heer

 AMSTERDAM

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 juni 2012 met kenmerk 1112-338, door de raad ontvangen op 12 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 10 juli 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 juli 2012 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 24 juli 2012 door de raad per e-mail ontvangen op 24 juli 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager van 24 juli 2012.

 

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 De voorzitter heeft ten onrechte overwogen dat klager buiten medeweten van verweerder met zijn werkgever een afspraak heeft gemaakt over de inhouding van loon. Klager verwijst in dit verband naar een e-mail van 6 januari 2011 van hem aan verweerder, waarin hij meldt dat zijn werkgever zijn loon wil inhouden, op welke e-mail verweerder niet heeft gereageerd.

3.3 Klager heeft voorts op 21 januari 2011 aangeven dat hij wilde gaan werken, maar verweerder heeft hem geadviseerd dat niet te doen. Verweerder heeft niet gereageerd op klagers e-mail van 28 december 2010, waarin hij onder andere liet weten dat hij onder protest weer wilde gaan werken.

3.4 Uit het voorgaande volgt volgens klager dat verweerder hem verkeerd heeft geadviseerd en e-mails niet tijdig of helemaal niet heeft beantwoord, hetgeen onnodige grote negatieve gevolgen voor klager heeft gehad. Verweerder had klager destijds moeten adviseren om onder protest weer te gaan werken.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

  BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, R. Lonterman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.