Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:20
Zaaknummer
12-236
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft, als advocaat van de wederpartij, grenzen van het betamelijke niet overschreden in het kader van het verweer tegen een incassovordering die klaagster instelde tegen een voormalig cliënte. Incasso van de proceskostenveroordeling niet onbetamelijk.
Uitspraak
Beslissing van 22 april 2013
in de zaak 12-236
naar aanleiding van de klacht van:
mr.
klaagster
tegen:
Rechtsanwalt kantoorhoudende te [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 4 december 2012, door de raad ontvangen op 5 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 februari 2013. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster noch verweerder zijn verschenen.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster heeft een in Duitsland woonachtige cliënte bijgestaan ter zake een uit een koopovereenkomst, een wedstrijdpony betreffende, voortvloeiend betalingsgeschil. In totaal is door klaagster over een periode van drie jaar aan haar (voormalige) cliënte in rekening gebracht een bedrag van ruim € 34.000,--. Een bedrag van ruim € 13.000,-- is betaald op de eerste declaratie en de daarop volgende declaraties zijn onbetaald gebleven. Klaagster heeft haar cliënte vervolgens gedagvaard tot betaling van de openstaande declaraties vermeerderd met rente en kosten. De cliënte van klaagster is in deze incassoprocedure bijgestaan door verweerder. Verweerder heeft zich in de procedure beroepen op de onbevoegdheid van de Nederlandse rechter. Bij vonnis van 15 maart 2012 heeft de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaard van de vordering van klaagster kennis te nemen.
1.2 Nadien is tussen verweerder en (een advocaat die) klaagster (vertegenwoordigde) gesproken over een regeling. Verweerder heeft in dat overleg gesteld dat de door klaagster verzonden declaraties en de daarop verrichte betalingen mogelijk ter discussie zouden worden gesteld, door de cliënte in het kader van een in Duitsland te volgen incassoprocedure of door de rechtsbijstandsverzekeraar.
1.3 Klaagster is veroordeeld in de proceskosten van de tegen haar voormalige cliënte gevoerde incassoprocedure. Bij faxschrijven van 17 april 2012 heeft verweerder aanspraak gemaakt op deze proceskosten. Klaagster heeft voorgesteld de proceskosten te verrekenen met de nog openstaande declaraties. Verweerder heeft dit geweigerd en is overgegaan tot betekening van het vonnis van 15 maart 2012 aan klaagster. Namens klaagster heeft mr. S.
1.4 + telefonisch contact opgenomen met verweerder voor een oplossing van het geschil. Een verslag van dit gesprek bevindt zich in het dossier. Een oplossing is niet bereikt. Klaagster heeft de proceskosten voldaan.
1.5 Bij brief van 24 juli 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder (het kantoor van) klaagster in het kader van de verleende bijstand aan de ex-cliënte van klaagster heeft geïntimideerd, gedreigd en geen enkel respect heeft getoond, onder ander door de proceskosten te incasseren onder dreiging van beslaglegging, zulks terwijl klaagster zich beriep op verrekening met de openstaande declaraties.
2.2 In de toelichting op haar klacht heeft klaagster gesteld dat verweerder er bekend mee moet zijn dat het onbetaald laten van een nota van een dergelijke omvang voor een klein kantoor grote gevolgen heeft. Klaagster lijdt onder de houding van verweerder die zij als intimiderend ervaart. Bij klaagster zijn gezondheidsklachten ontstaan als gevolg van deze kwestie.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft afgezien van het voeren van verweer.
4 BEOORDELING
4.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat de klacht het optreden van verweerder als advocaat van de ex-cliënte van klaagster in het kader van een geschil tussen klaagster en deze ex-cliënte betreft. De klacht van klaagster betreft dus het optreden van de advocaat als wederpartij. De advocaat van de wederpartij heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. Het is van ondergeschikt belang dat de wederpartij, in dit geval klaagster, zich door uitlatingen van de advocaat gegriefd of geïntimideerd zou kunnen voelen, voor zover door die uitlatingen de grenzen van het betamelijke niet overschrijden.
4.2 Klaagster heeft ter onderbouwing van haar klacht onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die het oordeel zouden kunnen dragen dat verweerder de grenzen van het toelaatbare, gezien in bovenstaande sleutel, heeft overtreden. De weergave van het telefoongesprek tussen verweerder en de advocaat die klaagster vertegenwoordigde en de enkele, niet nader onderbouwde stelling dat klaagster zich geïntimideerd voelt door verweerder, is onvoldoende De klacht heeft derhalve onvoldoende feitelijke grondslag en is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klacht is in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, F.A.M. Knüppe, E.A.T.M. Steverink en W.H. Kesler, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.