Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:199

Zaaknummer

13-66

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in het kader van het bereiken van een schikking in een arbeidsrechtelijk geschil zijn medewerking te geven aan een onoorbare constructie.

Uitspraak

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak 13-66

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr. B., in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

klager

tegen:

mr. [    ]

advocaat te U.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 6 maart 2013 met kenmerk[    ], heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 juni 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de daarbij gevoegde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft de heer E. bijgestaan in een arbeidsconflict met zijn werkgever P. B.V. Bij dagvaarding van 23 december 2011 is een bedrag gevorderd van € 142.000,-- bruto met nevenvorderingen. Op 17 september 2012 heeft de comparitie van partijen bij de kantonrechter te Amsterdam plaatsgevonden. Tijdens de comparitie is de zaak geschikt. De schikking is vastgelegd in het proces-verbaal van de comparitie. De werkgever diende aan de heer E. een bedrag van € 20.000,-- aan advocaatkosten te betalen, welk bedrag bijgeschreven diende te worden op de kantoorrekening van Vadvocaten (het kantoor waaraan verweerder is verbonden) onder vermelding van het dossiernummer en de zaaknaam.

2.3    Op 24 september 2012 is aan de voormalig werkgever een factuur gestuurd inzake E / P, waarbij als honorarium een bedrag van € 20.000,-- vermeerderd met btw in rekening is gebracht.

2.4    Na afloop van de comparitie en na overleg met de accountant en de fiscalist vroeg de heer E. zich af of een dergelijke regeling wel gangbaar was, nu de tot dan toe verrichte werkzaamheden niet zouden kunnen leiden tot een honorarium van € 20.000,--.  E.heeft zich daarop tot de Deken gewend.

2.5    Door Vadvocaten B.V. en E. is in november 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij aan E. een schadevergoeding is toegekend ten bedrage van € 12.250,-- als schadevergoeding voortvloeiende uit `een misverstand (dat) is ontstaan tijdens de onderhandelingen omtrent een minnelijke regeling gedurende de comparitie van partijen d.d. 17 september 2012 tussen E. en P.

2.6    De Deken heeft, na kennis te hebben genomen van de gang van zaken, bij brief d.d. 9 oktober 2012 verweerder om toezending van een aantal stukken en uitleg gevraagd omtrent de gang van zaken. Verweerder heeft de stukken en de toelichting op 4 januari 2013 aan de Deken toegestuurd. Na kennisneming van de stukken en de toelichting daarop heeft de deken bij brief van 19 februari 2013 zijn concept dekenbezwaar tegen verweerder geformuleerd en aan hem kenbaar gemaakt.  Bij brief van 6 maart 2013 is de klacht voorgelegd aan de raad.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder heeft meegewerkt aan een constructie op grond waarvan aan de werkgever van zijn cliënt een factuur is gestuurd die niet kon worden verantwoord op basis van de gewerkte uren maal het uurtarief. Bovendien handelt verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar door een factuur aan de werkgever te sturen op grond waarvan de werkgever ten onrechte de btw in aftrek kan brengen. 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat de schikking op instigatie van de advocaat van de werkgever tot stand is gekomen. De werkgever was niet tot een andere regeling te bewegen. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat het verschil tussen het daadwerkelijk verschuldigde honorarium en hetgeen aan de werkgever in rekening is gebracht, netto kon worden doorbetaald aan de cliënt. Deze veronderstelling bleek, fiscaal gezien, niet juist. Verweerder heeft niet de intentie gehad om de fiscus te benadelen.

5    BEOORDELING

5.1    De feiten zoals die hierboven onder 2 zijn verwoord, zijn door verweerder erkend. Verweerder heeft derhalve zijn medewerking gegeven aan het opstellen en verzenden van een factuur, die niet op het aantal daadwerkelijk gewerkte uren maal het uurtarief kon worden gebaseerd. Verweerder heeft derhalve zijn medewerking gegeven aan een constructie ter afwikkeling van een arbeidsrechtelijk geschil, die niet geoorloofd en onoorbaar is. Verweerder had zich hiervan bewust moeten zijn.  De klacht is reeds hierom gegrond. 

6    MAATREGEL

    Het verwijt dat verweerder wordt gemaakt is zonder meer ernstig te noemen. De raad is echter tot de overtuiging gekomen dat verweerder geen kwaad opzet heeft gehad en dat zijn intentie derhalve niet gericht was op het onoorbare karakter van de regeling. In het licht van het feit dat ten aanzien van verweerder geen eerdere tuchtrechtelijke verwijten of veroordelingen bekend zijn, meent de raad dat volstaan kan worden met de volgende maatregel.

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart de klacht gegrond. De raad legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. M.F.J. van Osch, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, C.J. Lunenberg-Demenint, F.A.M. Knüppe en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.