Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:221

Zaaknummer

6768

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging gegrondverklaring. Klacht over grievend uitlaten, ongeoorloofde druk en schending geheimhoudingsplicht. Berisping

Uitspraak

Beslissing van 6 september 2013

in de zaak 6768

naar aanleiding van het hoger beroep van:

voorheen advocaat te Almere

verweerster

tegen:

wonende te Almere

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 22 maart 2013, onder nummer 07/12, aan partijen toegezonden op 25 maart 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerster klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en klachtonderdeel b gegrond is verklaard en de maatregel van berisping is opgelegd.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder LJN YA4308.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing, naar het hof begrijpt: voor zover de klacht gegrond is bevonden, in hoger beroep is gekomen, is op 22 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- schrijven van klager aan het hof van 20 juni 2013, ontvangen door de griffie van het hof op 28 juni 2013;

- schrijven van klager aan het hof van 20 juni 2013, ontvangen door de griffie van het hof op 1 juli 2013;

- een faxbericht van 30 juni 2013 van A, partner van verweerster;

- een faxbericht van 3 juli 2013 van B, dochter van verweerster, houdende een pleitnota van verweerster.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 juli 2013, waar klager vergezeld door mr. C, is verschenen. Mr. C heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) (…)

b) verweerster zich grievend over klager heeft uitgelaten en ongeoorloofde druk op hem heeft uitgeoefend en voorts haar geheimhoudingsplicht heeft verbroken doordat zij naar aanleiding van een verzoek van de kant van klager om betaling van de facturen, klager via een werknemer bij e-mailbericht van 27 juni 2011 heeft voorgehouden dat zij beroepshalve heeft waargenomen dat klager structureel schade heeft toebrengt om dat vervolgens als meerwerk in rekening te kunnen brengen en dat zij zich beraadt over de manier waarop dit in een bundeling van krachten van slachtoffers aan de kaak zal worden gesteld. Tevens uit verweerster in een brief van 30 juni 2011 dreigende taal jegens klager.

4 FEITEN

 In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

 5.1 De afwezigheid van verweerster ter zitting.

Verweerster heeft aangedrongen op aanhouding van de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak totdat zij hersteld zal zijn de gezondheidsproblemen die haar verhinderen ter zitting te verschijnen. Het hof heeft uit de overgelegde stukken van haar en haar partner (die arts is) met betrekking tot het aanhoudingsverzoek slechts kunnen vaststellen dat de gezondheidsproblemen van verweerster niet een incidenteel karakter hebben. Van een vooruitzicht van een behandeling in aanwezigheid van verweerster op afzienbare termijn is niet gebleken. Blijkens de stukken van het dossier, waaronder de pleitnota van verweerster in hoger beroep, heeft zij zich inhoudelijk uitvoerig uitgelaten over de klacht. Tegen deze achtergrond ziet het hof geen grond om de behandeling aan te houden.

5.2 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.3 De grieven van verweerster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 maart 2013, gewezen onder nummer 7/12, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

 

De beslissing is verzonden op 6 september 2013.