Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4081

Zaaknummer

R. 3786/11.188

Inhoudsindicatie

De Raad onderschrijft de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

Inhoudsindicatie

Het verzet is ongegrond

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 5 september 2011 met kenmerk R/10/11/90, door de raad ontvangen op 7 september 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 14 september 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 september 2011 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 19 september 2011, door de raad ontvangen op 22 september 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 januari 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager was met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    Bij brief van 31 januari 2013 heeft de griffier van de raad het proces-verbaal aan klager toegestuurd met de mededeling dat klager binnen één week na dagtekening van de brief, indien gewenst, zijn reactie kan geven op het proces-verbaal. Van klager is niet vernomen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

      de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klager van 19 september 2011;

    - de brieven van 25 april 2012, 3 mei 2012 en 9 september 2012 van mr. N.,

        advocaat te Rotterdam, voorheen advocaat-gemachtigde van klager;

    - een brief van klager van 2 augustus 2012 met bijlagen;

    - een brief van klager van 17 september 2012 met bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft de behandeling van klagers strafzaak overgenomen van mr. C..

2.2    De behandeling van de strafzaak bij de rechtbank vond plaats op 8 maart 2011.

2.3    Na de behandeling heeft klager verweerder verzocht zijn werkzaamheden te beëindigen en heeft verweerder de behandeling van de strafzaak overgedragen aan mr. N.

2.4    Bij brief van 15 maart 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met de door advocaten in acht te nemen betamelijkheid. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:

a.    dat hij een verlengstuk is van mr. C., zijn eigen belang boven dat van klager stelt en na de zitting van 8 maart 2011 met mr. C. in plaats van met klager contact op heeft genomen;

b.    dat hij geen ontvangstbevestiging heeft gestuurd van stukken die klager hem zond en deze stukken niet heeft geretourneerd aan klager na overdracht van klagers strafzaak aan mr. N.;

c.    een faxbericht van 28 februari 2011 inzake de klachtzaak tegen mr. C. niet heeft verzonden aan de Orde van Advocaten.

3.3    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat het in het dekenonderzoek gestelde nog kort herhaald wordt.

4    BEOORDELING

4.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

5.    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, H.E. Meerman, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.