Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:70
Zaaknummer
R. 4009/12.143
Inhoudsindicatie
Verzet. De klachtonderdelen zien op de kwaliteit van de dienstverlening, waaronder het klachtonderdeel dat verweerder nagelaten zou hebben de door klager gemaakte kosten betreffende de ontslagprocedure op de werkgeefster te verhalen.
Inhoudsindicatie
De raad overweegt dat klager in het verzet geen gronden heeft aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht. Dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.
Inhoudsindicatie
De raad neemt daarbij in overweging dat verweerder bij de mondelinge behandeling van het verzet aangegeven heeft dat hij de proceskostenveroordeling wel heeft geïncasseerd en daarmee de stelling van klager heeft betwist.
Inhoudsindicatie
Het verzet is ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 20 augustus 2012 met kenmerk K181 2011/2012 cw/kme, door de raad ontvangen op 20 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 september 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klachtonderdelen a, c en d kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel b kennelijk niet-ontvankelijk, welke beslissing op 19 september 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 27 september 2012, door de raad ontvangen op 28 september 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 maart 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 27 september 2012.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure bij de Centrale Raad van Beroep naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 1 september 2010 in verband met een ontslagbesluit van de Gemeente Den Haag van 10 juli 2009.
2.2 Bij uitspraak van 24 november 2011 heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van klager tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.3 Bij brief van 11 april 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen de verweerder bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. jegens klager toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitvoering van met klager gesloten overeenkomst van opdracht, door zich amper in klagers zaak te verdiepen, niets aan de zaak heeft gedaan en niet adequaat op vragen van de rechter heeft geantwoord;
b. klager schade heeft berokkend door de wijze waarop hij klagers belangen niet althans onvoldoende heeft behartigd;
c. heeft nagelaten de voor klagers rechtspositie in de procedure relevante stukken aan de Centrale Raad van Beroep toe te zenden;
d. heeft nagelaten de door klager gemaakte kosten betreffende de ontslagprocedure op de gemeente Den Haag te verhalen;
Klager licht zijn klacht onder c. toe met een uitlating van verweerder tijdens de zitting, inhoudende:
“meneer de rechter ik weet echt niet wat mijn secretaresse heeft lopen doen maar zij is kennelijk vergeten de stukken aan u de rechtbank op te sturen.”
3.3 In het verzet benadrukt klager dat zijn klacht zich richt op handelingen/wanprestatie van verweerder. Klager herhaalt in het verzet wat hij in de procedure bij de deken naar voren heeft gebracht en verzoekt de raad om zijn klacht alsnog gegrond te verklaren aangezien verweerder zich niet als een goede advocaat gedragen heeft.
4 BEOORDELING
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. Daarbij neemt de raad nog in overweging dat verweerder bij de mondelinge behandeling van het verzet heeft aangegeven dat hij – anders dan klager stelt – wel de proceskostenveroordeling heeft geïncasseerd.
5 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, W.J. Hengeveld, T. Hordijk, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.