Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:101

Zaaknummer

R. 4275/13.182

Inhoudsindicatie

De door verweerder gebezigde uitlatingen zijn door klager als grievend ervaren, maar kunnen gelet op de omstandigheden van het geval - hoezeer de toonzetting ook scherp was en het bezigen van minder scherpe bewoordingen wellicht voor de hand had gelegen - niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd. De juistheid van de stelling dat verweerder klager betichtte van het afleggen van een leugenachtige verklaring is overigens niet gebleken. Dat klager dat wel zo ervaren heeft is uiteraard onvoldoende redengevend. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken voor de Orde bij de Hoge Raad der Nederlanden van 11 juli 2013, door de Raad ontvangen op 12 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder behartigt de belangen van mevrouw B., zijn schoonzuster, in een aantal procedures tegen haar voormalig echtgenoot, de voormalig cliënt van klager.

1.2    Verweerder heeft tegen klager een klacht ingediend. Deze klacht is behandeld ter zitting van de Raad van Discipline Leeuwarden op 8 februari 2013.

1.3    Klager heeft een klacht tegen verweerder ingediend. Bij voorzittersbeslissing van 4 maart 2013 heeft de Raad van Discipline deze klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft verzet tegen deze beslissing ingesteld.

1.4    Bij brief van 8 februari 2013 heeft klager andermaal een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij:

a.    misbruik van het tuchtrecht maakt en zich schuldig maakt aan willekeur door te klagen over een advocaat die niet heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels. Ter toelichting heeft klager gesteld dat verweerder wel een klacht tegen mr. S., die in die klacht geen verwijt viel te maken, heeft ingetrokken en in een vergelijkbare situatie een klacht tegen klager willens en weten niet heeft ingetrokken;

b.    tijdens zijn optreden ter zitting van de Raad van Discipline te Leeuwarden zich onnodig grievend en feitelijk ook schofferend jegens klager heeft uitgelaten. Ter toelichting heeft klager gesteld dat verweerder bij voortduring stelt dat klager en mr. S. onderling inwisselbaar zouden zijn, terwijl klager in het kader van een eerdere tuchtklacht bezwaar heeft gemaakt tegen deze uitlating. Voorts zou verweerder hebben gesteld ter zitting van de Raad van Discipline Leeuwarden dat geen enkel wel denkend advocaat hoger beroep kansrijk zou achten en de dagvaardingen zou doen betekenen. Onder de vaststelling dat klager de dagvaardingen wel heeft doen betekenen stelt verweerder aldus dat klager niet is te zien als een weldenkend advocaat. Aanvullend heeft klager gesteld dat verweerder bij de Raad van Discipline heeft doen voorkomen dat hij, klager, een leugenachtige verklaring heeft afgelegd.

c.    in strijd handelt met gedragsregel 31.

3.    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Verweerder heeft ter zake dit klachtonderdeel gesteld dat vanwege het feit dat mr. S. geen directe bemoeienis bleek te hebben met het instellen van een naar het oordeel van verweerder kansloos hoger beroep tegen het vonnis de klacht tegen mr. S. op dat onderdeel ingetrokken. Het andere klachtonderdeel zag op een brief van 23 december 2011 waarin bij de zaakgegevens mr. S. als advocaat stond vermeld, maar bij de ondertekening klager. Verweerder heeft erkend dat klager tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld dat dit een typefout betrof, maar verweerder heeft dit niet voetstoots willen aanvaarden en de klacht gehandhaafd in afwachting van het oordeel van de raad. Niet valt in te zien dat verweerder, door aldus te handelen, tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

3.2    Verweerder heeft gesteld dat gedragsregel 31 niet afdoet aan de vrijheid van meningsuiting die een ieder toekomt. Het stond en staat verweerder in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk vrij zijn mening in het kader van een tuchtrechtelijke procedure kenbaar te maken. De door verweerder gebezigde uitlatingen zijn door klager als grievend ervaren, maar kunnen gelet op de omstandigheden van het geval - hoezeer de toonzetting ook scherp was en het bezigen van minder scherpe bewoordingen wellicht voor de hand had gelegen - niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd. De juistheid van de stelling dat verweerder klager betichtte van het afleggen van een leugenachtige verklaring is overigens niet gebleken. Dat klager dat wel zo ervaren heeft is uiteraard onvoldoende redengevend.

3.6    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 5 augustus 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.