Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:113

Zaaknummer

6568

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging ongegrondverklaring over niet adequate dienstverlening en schending geheimhoudingsplicht. Klager beschuldigde verweerder van corruptie, valsheid in geschrifte en verduistering.

Uitspraak

Beslissing van 21 juni 2013

in de zaak 6568

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 3 september 2012, onder nummer

R 83-2012, aan partijen toegezonden op 4 september 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 september 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief van klaagster aan het hof van 26 september 2012;

- de e-mail van klaagster van 1 april 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 april 2013, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Zowel klaagster als verweerder hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan:

- corruptie;

- valsheid in geschrifte;

- verduistering.

3.2 Klaagster licht het eerste onderdeel van haar klacht aldus toe, dat alle door haar aan verweerder verstrekte informatie, welke de gemeente kon schaden, door hem is doorgespeeld naar de gemeente R., zodat deze daarop tijdig kon anticiperen. Voorts zou verweerder ook bewust geen gebruik hebben gemaakt van door hem van klaagster ontvangen relevante informatie.

3.3 Wat betreft het tweede onderdeel van haar klacht wijst klaagster er op dat verweerder in zijn brief aan B&W van de gemeente R.n van 11 oktober 2010 ten onrechte verwijst naar de beslissing van de gemeente van 8 september 2010, omdat dit een beschikking van 2 augustus 2010 had moeten zijn, waarnaar de gemeente ook verwijst in haar brief aan verweerder van 13 augustus 2010.

3.4 Met betrekking tot het derde onderdeel van haar klacht stelt klaagster dat verweerder tijdens zijn bezoek aan klaagster thuis op 2 november 2010 een tweetal brieven van de gemeente R. aan klaagster zou hebben meegenomen en ondanks herhaalde verzoeken van haar kant nimmer aan haar zou hebben geretourneerd.

4 FEITEN

 In overweging nummer overweging heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

 

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Dit brengt mee dat het hof geen aanleiding ziet de door klaagster aangeboden getuige te horen, te meer daar zich van deze getuige reeds een schriftelijke verklaring in het dossier bevindt en klaagster niet heeft onderbouwd wat deze getuige anders of meer zou  kunnen verklaren dan dat zij reeds heeft verklaard.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 3 september 2012, gewezen onder nummer R 83-2012.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. A. Beker, L. Ritzema, G.J. Visser en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2013.