Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:209

Zaaknummer

R. 4331/13.238

Inhoudsindicatie

Klager heeft gesteld dat verweerster tekort is geschoten in haar dienstverlening jegens klager. Verweerster heeft echter onbetwist gesteld dat klager eerst meer bewijs diende aan te leveren ter onderbouwing van zijn vordering. Op de hem toegezonden conceptbrief aan de wederpartij heeft klager niet gereageerd. De gedragingen van verweerster zijn niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Indien klager zich niet kon verenigen met de wijze waarop verweerster de zaak wenste aan te pakken, stond het hem vrij zich tot een opvolgend advocaat te wenden.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

Inhoudsindicatie

- klager

Inhoudsindicatie

- verweerster

Inhoudsindicatie

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Inhoudsindicatie

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden 17 september 2013, door de raad ontvangen op 18 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich tot verweerster gewend naar aanleiding van een geschil met zijn werkgever over achterstallig loon en vakantiegeld.

1.2 Verweerster heeft bij e-mail van 25 april 2013 aan de gemachtigde van klager (klager spreekt zelf geen Nederlands)  de opdracht van klager bevestigd en hem ter beoordeling een concept brief aan de wederpartij voorgelegd. Verweerster heeft de brief aan de wederpartij verzonden op 1 mei 2014.

1.3 De werkgever van klager heeft bij brief van 8 mei 2013 betwist dat sprake zou zijn van achterstallig loon en vakantiegeld.

1.4 Verweerster heeft bij e-mail van 14 mei 2013 de gemachtigde van klager gevraagd hoe klager de hoogte van het door hem gestelde uurloon kan bewijzen.

1.5 Verweerster heeft vervolgens op 21 mei 2013 een concept brief opgesteld aan de wederpartij en deze op dezelfde datum per e-mail naar de gemachtigde klager gestuurd. Klager heeft hier niet op gereageerd.

1.6 Klager heeft een aangaande dit concept geplande bespreking van 30 mei 2013 met verweerster afgezegd. Hij heeft geen nieuwe afspraak gemaakt en ook overigens geen commentaar op het concept gegeven.

1.7 Bij brief van 4 juli 2013 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij een bedrag, dat klager toekomt, niet aan klager heeft betaald.

 

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2 Klager heeft gesteld dat verweerster tekort is geschoten in haar dienstverlening jegens klager alsmede dat hij nog altijd niet beschikt over het bedrag dat klager naar zijn mening van zijn werkgever tegoed heeft. Verweerster heeft echter onbetwist gesteld dat klager eerst meer bewijs diende aan te leveren ter onderbouwing van zijn vordering. Op de hem op 21 mei 2013 toegezonden conceptbrief aan de wederpartij heeft klager niet gereageerd.

3.3.  De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Indien klager zich niet kon verenigen met de wijze waarop verweerster de zaak wenste aan te pakken, stond het hem vrij zich tot een opvolgend advocaat te wenden.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 8 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.