Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4257
Zaaknummer
12-181
Inhoudsindicatie
Raad verklaart verzet ongegrond. Voorzitter had klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard omdat niet gebleken was dat verweerder slordig was geweest in financiële aangelegenheden. Verweerder stond klaagster bij in 23 zaken waarvoor een toevoeging was verkregen. Nu klaagster in gebreke was gebleven met het betalen van (een deel van) de eigen bijdragen en griffierecht had verweerder zijn vordering op klaagster door de voorzieningenrechter vast laten stellen. Verweerder mocht dus ook een begin maken met invorderingsmaatregelen.
Uitspraak
Beslissing van 18 maart 2013
in de zaak 12-181
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 oktober 2012 op de klacht van:
mevrouw [naam]
[adres]
klaagster
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 25 september 2012 met kenmerk 1112-9319, door de raad ontvangen op 26 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 24 oktober 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 oktober 2012 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 6 november 2012, door de raad ontvangen op 6 november 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 januari 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster d.d. 6 november 2012, met 5 bijlagen.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 Klaagster stelt zich allereerst op het standpunt dat de deken de klacht niet volledig en deugdelijk heeft onderzocht en dat hij bij het ter kennis brengen van de klacht aan de raad, de bepalingen uit de Advocatenwet niet goed heeft nageleefd.
3.2 Voorts stelt klaagster dat de rechtbank Utrecht de vordering op grond van art. 38 lid 4 Wet op de Rechtsbijstand niet juist heeft vastgesteld en dat verweerder valse verklaringen heeft afgelegd aan de rechtbank. Verweerder heeft haar ten onrechte bepaalde bedragen aan eigen bijdrage en griffierecht in rekening gebracht. De voorzitter heeft dan ook ten onrechte klachtonderdeel a) en b) kennelijk ongegrond verklaard.
3.3 Ook klachtonderdeel c) is door de voorzitter ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. Klaagster heeft alle dossiers nodig omdat er nog meerdere rechtszaken doorlopen.
4 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a) en b)
4.1 Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij in 2012 bericht heeft ontvangen van de opvolgend advocaat van klaagster waaruit blijkt dat het UWV in een tweetal zaken heeft aangegeven de proceskosten in de bezwaarfase te zullen vergoeden. Verweerder heeft erkend dat dit betekent dat er één en ander verrekend moet worden en hij heeft de financiële afdeling van zijn kantoor gevraagd om dit uit te zoeken. Verweerder heeft toegezegd hierover contact te zullen zoeken met klaagster.
4.2 De inhoud van de vorige alinea maakt niet dat het oordeel van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) niet juist is. Terecht en op goede gronden heeft de voorzitter geoordeeld dat voor de tuchtrechter geen taak meer is weggelegd ten aanzien van de vraag of verweerder terecht bepaalde bedragen aan griffierecht en eigen bijdrage in rekening heeft gebracht nu de burgerlijke rechter hierover al had geoordeeld, en dat verweerder een begin mocht maken met invorderingsmaatregelen nadat zijn vordering op klaagster door de rechter was vastgesteld.
4.3 Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter op klachtonderdelen a) en b) dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
Ad klachtonderdeel c)
4.4 Uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat verweerder niet van alle processtukken kopieën aan klaagster heeft gezonden. De raad is van oordeel dat niet van verweerder verlangd kan worden dat hij klaagster een afschrift van alle 23 dossiers verstrekt. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard bereid te zijn om in een concreet geval klaagster alsnog kopieën van bepaalde stukken toe te zenden.
4.5 Gelet op deze omstandigheden is het verzet tegen klachtonderdeel c) ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, J.R.O. Dantuma en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.