Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:46

Zaaknummer

H261-2012

Inhoudsindicatie

Klacht is in overeenstemming met de voor verweerster (advocaat in dient van accountantskantoor) geldende interne klachtenprocedure behandeld. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de wijze waarop de klacht door haar werkgever is behandeld. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 augustus 2013

     in de zaak H 261 -2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 oktober 2012 op de klacht van:

 

A

       

klaagster

 

tegen:

 

B

                               

verweerster

C

 

 

 

                                          

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 19 oktober 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 oktober 2012 is verzonden.

1.2         Bij brief d.d. 29 oktober 2012, door de raad ontvangen op 31 oktober 2012, heeft klaagster verzet gedaan tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 3 juni 2013. Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde de J en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde C verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klaagster d.d. 29 oktober 2012;

          -      de nagekomen brief van klaagster d.d. 12 maart 2013.

         

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klaagster heeft in november 2009 bij de klachtencommissie N een klacht ingediend tegen de heer X, accountant. De heer X heeft klaagster en haar ex-echtgenoot geadviseerd betreffende hun echtscheiding. Voormelde klachtencommissie heeft bij beslissing van 24 mei 2011 twee van de vier klachtonderdelen gegrond verklaard. Verweerster trad in deze klachtenprocedure op als advocaat van de heer X. Verweerster is verbonden aan O.

2.2     Verweerster heeft per e-mail d.d. 18 maart 2011 het volgende aan de advocaat van klaagster geschreven:

          “Zou u wanneer u contact heeft met uw cliënte haar willen aangeven dat ik geen prijs stel op de e-mail van de heer ( Y.), zoals hij deze gisteren aan mij stuurde.”

2.3     Klaagster heeft bij brief van 11 juli 2011 een klacht ingediend tegen verweerster en de heer X en O aansprakelijk gesteld voor de door haar ten gevolge van het optreden van de heer X geleden materiële en immateriële schade. O heeft bij brief d.d. 22 juli 2011 aansprakelijkheid afgewezen, aangezien uit de brief van klaagster niet bleek dat klaagster ten gevolge van het handelen van de heer X schade had geleden.

2.4     Klaagster heeft vervolgens een klacht bij de accountantskamer te Z ingediend tegen voormelde accountant X. De accountantskamer heeft op 18 juni 2012 uitspraak gedaan, waarbij de klacht gedeeltelijk gegrond werd verklaard.

2.5     Klaagster heeft zich bij brief d.d. 10 augustus 2012 aan de deken over het optreden van verweerster beklaagd.

 

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt in dat verweerster verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.          verweerster de brief van klaagster van 11 juli 2011 aan de Raad van bestuur van B ten onrechte heeft afgehandeld als een klacht tegen haar als zelfstandig advocate, in de relatiesfeer cliënt-advocaat, wetende dat klaagster geen cliënt was van verweerster, maar de wederpartij van haar cliënt;

2.         verweerster zonder  toestemming van klaagster een e-mailbericht van de heer Y. aan de advocaat van klaagster heeft toegezonden.  

              3.2     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

Het gaat er niet om dat de brief van klaagster aan de Raad van Bestuur van O door (de klachtfunctionaris van) O niet juist is afgehandeld. Het gaat erom dat de brief niet bij mr. V. als de klachtfunctionaris maar bij de Raad van Bestuur terecht had moeten komen en door deze Raad had moeten worden beantwoord. Verweerster heeft hier de hand in gehad.

 

4               BEOORDELING

4.1     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat mr. V klaagsters brief in zijn hoedanigheid van concernjurist van O heeft beantwoord. Dat verweerster klaagsters brief zou hebben achtergehouden voor de Raad van Bestuur van O acht de raad derhalve niet aannemelijk.

4.2     De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat de klacht in overeenstemming met de voor verweerster - als aan O verbonden bedrijfsadvocate - geldende interne klachtenprocedure door mr. V is behandeld en beantwoord bij brief 22 juli 2011. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de wijze waarop de klacht is behandeld.

4.3     Op grond van het bovenstaande zal de raad het verzet ongegrond verklaren.

 

          BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri, I.E.M. Sutorius, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

 

 

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 augustus 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.