Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:89

Zaaknummer

R. 4262/13.169

Inhoudsindicatie

Klager en verweerder hebben een verschillende lezing dan wel beleving van hetgeen tijdens het bemiddelingsgesprek is besproken dan wel zou worden besproken. Niet is komen vast te staan dat verweerder zich niet heeft gehouden aan hetgeen onpartijdigheid en onafhankelijkheid voor hem met zich bracht. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder met zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 4 juli 2013, door de raad ontvangen op 5 juli  2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klager heeft zich bij verweerder beklaagd over de handelwijze van mr. V. , advocaat te L..

1.2    In deze klachtprocedure heeft op 11 november 2011 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden waaraan hebben deelgenomen klager, mr. V., verweerder en een stafjurist van het Bureau van de Orde.

1.3    Klager heeft bij brief van 4 maart 2013 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat bij brief van 13 september 2011 van de (toenmalige) deken aan klager was toegezegd dat tijdens het bemiddelingsgesprek alleen de handelwijze van mr. V. bij het declareren zou worden besproken. De door de Raad van Toezicht genomen begrotingsbeslissing zou niet worden besproken, waaruit klager heeft afgeleid dat de (toenmalig) deken het oneens was met de beslissing die de Raad van Toezicht in de begrotingsbeslissing heeft genomen. Tijdens het bemiddelingsgesprek op 11 november 2011 heeft verweerder uitsluitend gesproken over de begroting. Klager verwijt verweerder dat hij daarbij de aan hem toekomende bevoegdheden heeft overschreden door met klager over de totstandkoming van de begrotingsbeslissing te spreken. Klager heeft verzocht om een herziening van deze beslissing dan wel verzocht om bemiddeling in het tussen mr. V. en klager bestaande declaratiegeschil. Aan dit verzoek heeft verweerder geen althans onvoldoende gehoor gegeven. Tijdens het gesprek werd klager niet gegund enig weerwoord te uiten. Klager heeft de notulen van het bemiddelingsgesprek opgevraagd. Dit verzoek is afgewezen.

 

3.    BEOORDELING

3.1    De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt.

3.2    De beleidsvrijheid van de deken is in deze zaak in het geding, zodat de opstelling van verweerder in het bemiddelingsgesprek slechts beperkt kan worden getoetst. Klager en verweerder hebben een verschillende lezing dan wel beleving van hetgeen op 11 november 2011 is besproken dan wel zou worden besproken. Niet is komen vast te staan dat verweerder zich niet heeft gehouden aan hetgeen onpartijdigheid en onafhankelijkheid voor hem met zich bracht. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder met zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad.

3.3    Uit de brief van 13 september 2011 kan overigens niet worden afgeleid dat de toenmalig deken zich heeft gedistantieerd van de begrotingsbeslissing van de Raad van toezicht.

3.4    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 23 juli 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.