Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:196
Zaaknummer
R. 4255/13.162
Inhoudsindicatie
Klacht betreffende optreden van de advocaat bij de incasso van de vordering van zijn kantoor wegens onbetaald gebleven declaraties. Klacht door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 27 juni 2013, door de raad ontvangen op 28 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 juli 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 16 juli 2013 aan partijen verzonden.
1.3 Per e-fax van 29 juli 2013 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2013 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. klagers chanteert, intimideert en bedreigt;
b. voor de zitting van 29 november 2012 contact heeft gehad met de rechter die de zaak behandelde;
c. in de desbetreffende gerechtelijke procedure op 21 november 2012 afschrift heeft overgelegd van de stukken uit de tuchtrechtelijke klachtprocedure tegen mr. C, waarover de Raad van Discipline nog geen uitspraak had gedaan;
d. klagers tijdens voornoemde zitting niet in de gelegenheid heeft gesteld het woord te voeren;
e. klagers op de dag van de zitting een brief stuurde, waarin hij op de rechterlijke uitspraak vooruit liep;
f. tijdens de zitting van de Raad van Discipline een beroep heeft gedaan op de rechterlijke uitspraak;
g. aanspraak maakt op het aan zijn kantoor toegewezen bedrag, terwijl klagers met de deurwaarder een betalingsregeling waren overeengekomen.
3.3 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klagers zijn van mening dat het handelen van verweerder niet getuigt van integriteit en een onberispelijke handelswijze richting (potentiële) cliënten.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. In het verzet zien klagers er ten onrechte aan voorbij dat verweerder enkel is opgetreden terzake van de incasso van een vordering van zijn kantoor. Dit brengt mee dat de door verweerder of zijn kantoorgenoot verrichte advieswerkzaamheden niet ter discussie staan. Wat klachtonderdeel g aangaat overweegt de raad dat klagers tegenover de betwisting van verweerder, ook in het verzet niet aannemelijk hebben gemaakt dat verweerder een door klagers met de deurwaarder gemaakte afspraak niet heeft gerespecteerd. De beoordeling van dat handelen heeft niet geleid tot andere overwegingen dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, T. Hordijk, J.A. van Keulen en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.