Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3722

Zaaknummer

11-081A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Klacht tegen eigen advocaat. Het is niet aan de raad om in deze procedure uit het Europees recht voortvloeiende rechten van klager, voortkomend uit het geschil tussen klager en zijn ex-werkgever, te beschermen.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2013

in de zaak 11-081A    

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter

van de raad van discipline van 8 april 2011 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 maart 2011 met kenmerk 1011-298, door de raad ontvangen op 11 maart 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 8 april 2011 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 april 2011 is verzonden aan klager.

1.3 Bij faxbrief van 25 april 2011, door de raad ontvangen op 25 april 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 december 2011. Bij deze zitting heeft klager de raad gewraakt. Het wrakingsverzoek (met zaaknummer 11-347A) is behandeld door de wrakingskamer van de raad ter zitting van 30 mei 2012. Bij beslissing van 27 juni 2012 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en voorts bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

1.5 Het verzet is vervolgens behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager van 25 april 2012;

- de faxbrief met bijlage van klager van 15 december 2011;

- de brief met bijlagen van 11 oktober 2012 van klager.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet met uitzondering van na te noemen onjuistheden in die weergave, niet opkomt.

2.2 In de beslissing van de voorzitter is abusievelijk vermeld dat het intakegesprek tussen klager en mr. S, kantoorgenoot van verweerder, op 29 augustus 2010 plaatsvond. Dit gesprek vond plaats op 19 augustus 2010.

2.3 Voorts bedroeg de eigen bijdrage van klager EUR 50 in plaats van de door de voorzitter in zijn beslissing genoemde EUR 100.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van de voorzitter niet op de klacht berust en niet op de relevante feiten en af te wegen belangen. De beslissing van de voorzitter is volgens klager onzorgvuldig voorbereid, niet volgens de eisen der wet gemotiveerd en de beslissing schaadt de verdedigingsrechten van klager als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. De beslissing vormt voorts een inbreuk op de artikelen 10 en 13 van het EG-verdrag.

3.2 Ter toelichting heeft klager gewezen op zijn door het Europese recht gewaarborgde subjectieve rechten, waaronder eigendomsrechten, het recht op non-discriminatie, het recht op lichamelijke integriteit en het recht op vrije beroepskeuze. Klager acht zich beperkt in zijn mogelijkheden die rechten in te roepen als gevolg van het geschil met zijn advocaat.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De raad overweegt - in navolging van de wrakingsbeslissing van 27 juni 2012 - dat het niet aan de raad is om in een procedure die gericht is tegen de voormalige advocaat van klager al dan niet direct uit Europees recht voortvloeiende subjectieve rechten van klager, voortvloeiende uit het geschil met zijn ex-werkgever, te beschermen. Het is aan de civiele rechter om te oordelen over het geschil met de ex-werkgever. Als de civiele procedure voor klager tot nu toe niet in gunstige zin verloopt, betekent dat nog niet dat de tuchtrechter in een procedure tegen de voormalige raadsman alsnog dezelfde rechtsbescherming kan bieden die klager van de civiele procedure verwacht. De raad is de bevoegde instantie om te oordelen over klacht tegen advocaten, de civiele rechter is bevoegd om te oordelen over het geschil tussen verzoeker en zijn ex-werkgever. De wijze waarop de rechterlijke bevoegdheden zijn verdeeld levert geen schending van de Europese (grond)rechten van klager op.

4.2 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden dan ook niet slagen. De hiervoor onder 2.2 en 2.3 vermelde feiten kunnen evenmin tot een andere beslissing leiden. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

  BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, R. Lonterman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.