Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:119
Zaaknummer
6503
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging ongegrondverklaring. Klacht over niet adequate dienstverlening na overname van de procedure.
Uitspraak
Beslissing van 21 juni 2013
in de zaak 6503
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 22 juni 2012, onder nummer 62/11, aan partijen toegezonden op 25 juni 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 juli 2012 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van klager aan het hof van 9 april 2013, met bijlage.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 26 april 2013, waar klager (bijgestaan door een tolk) en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager heeft daartoe het volgende aangevoerd.
3.2 Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet en de belangen van klager geschaad, doordat hij het geschil met X. volkomen verkeerd had aangepakt. Het hoger beroep is vervolgens op basis van slechte adviezen van verweerder ingetrokken.
3.3 Zo heeft verweerder verzuimd om op de 23 november 2009 bij het gerechtshof Arnhem gehouden comparitie van partijen uitdrukkelijk de polisvoorwaarden (model 124) aan de orde te stellen, hoewel klager dit tevoren uitvoerig met verweerder had besproken. Naar het oordeel van klager was essentieel dat de verzekering was gebaseerd op het verzekerde beroep van klager en niet op de mate van arbeidsongeschiktheid in uren per dag. Op basis daarvan stelt klager dat hij van X. een volledige uitkering had moeten krijgen. Model 124 was veel gunstiger dan model 143, waar de rechtbank Utrecht van was uitgegaan. Door bij de comparitie niets over deze polisvoorwaarden te zeggen is sprake van een ernstige fout.
3.4 Bovendien heeft de gemachtigde van klager ter zitting van de raad aangevoerd dat de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst onvoldoende met klager zijn besproken.
3.5 Verweerder heeft bovendien, onder dreiging dat hij voortijdig de zitting zou verlaten, klager onder druk gezet om een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de procedure te tekenen. In het kader van een schikking met X. zou eerst nog worden onderzocht in hoeverre de tussenpersoon aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Zou dat niet kunnen, dan zou de procedure tegen X. worden hervat. Gebleken is dat het niet meer kon en aldus heeft verweerder onjuist geadviseerd.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
Klager heeft een geschil gehad met zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar “X. V.”. Dit geschil is voorgelegd aan de rechtbank Utrecht. Tegen het eindvonnis van de rechtbank Utrecht heeft klager appel ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Verweerder is pas voor klager gaan optreden in hoger beroep op het moment dat er door klager hoger beroep was ingesteld en de memories van grieven en antwoord reeds waren ingediend. De voorganger van verweerder had een concept pleitnota opgesteld voor de comparitie van partijen. Op 23 november 2009 heeft die comparitie van partijen plaatsgevonden, die heeft geresulteerd in een vaststellingsovereenkomst.
Bij brief van 25 januari 2010 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
5 BEOORDELING
5.1 Het hof is van oordeel dat de Raad van Discipline de door klager tegen verweerder ingediende klacht terecht en op goede gronden ongegrond heeft verklaard. Het hof neemt deze beslissing en de daarvoor gegeven motivering over en maakt een en ander tot de zijne.
5.2 Het hof voegt aan het door de Raad van Discipline overwogene nog het volgende toe.
5.3 De door klager gegeven lezing van de gang van zaken op de op 23 november 2009 gehouden comparitie van partijen wordt door verweerder gemotiveerd betwist. Nu de juistheid van de lezing van klager, waarop het klachtonderdeel met betrekking tot het handelen van verweerder op die comparitie gebaseerd is, evenmin aan de hand van de gedingstukken kan worden vastgesteld, dient ook om die reden dit klachtonderdeel ongegrond te worden verklaard.
5.4 Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 22 juni 2012 in de zaak 62/11.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, S.A. Boele, G.J. Niezink en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2013.