Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:183

Zaaknummer

R. 4201/13.108

Inhoudsindicatie

Door de raad wordt de beslissing van de voorzitter onderschreven. De deken heeft aan een bepaalde passage in een brief van de beklaagde advocaat geen tuchtrechtelijke consequentie willen verbinden. De raad heeft vastgesteld dat de deken het betreffende citaat heel anders leest dan klaagster en dat hij dit in redelijkheid kon doen. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 27 mei 2013 aan de Raad van Discipline, door de raad ontvangen op 28 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 juni 2103 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 juni 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 28 juni 2013, door de raad ontvangen op 2 juli 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de  voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 9 september 2013 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter, waartegen klaagster in zoverre niet opkomt.

 

3 VERZET

3.1 Klaagster heeft geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling dan wel nadere uitwerking van de klacht.

 

4 BEOORDELING

4.1 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 De achtergrond van klachtonderdeel b is dat verweerder aan een bepaalde passage in een brief van Mr. H. geen tuchtrechtelijke consequenties heeft willen verbinden. De raad stelt vast dat verweerder het betreffende citaat anders leest dan klaagster c.q. daar een andere betekenis aan toekent. De raad is van oordeel, dat verweerder dat in redelijkheid kon doen. Dat klaagster eerdere teleurstellende ervaringen heeft met de rechterlijke macht c.q. advocaten maakt dit niet anders. De raad is dan ook van oordeel dat de plaatsvervangend voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, J.A. van Keulen, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.