Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3938
Zaaknummer
R. 4046/12.180
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft in opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van klager een second opinion gegeven. Volgens de polis geldt deze als bindend tussen klager en de verzekeraar. Dit laatste heeft de verzekeraar bij het verlenen van de opdracht niet aan verweerder meegedeeld.
Inhoudsindicatie
Klager heeft bezwaar tegen de door verweerder gegeven second opinion. Verwijt dat verweerder het dossier niet heeft bestudeerd en het oordeel van de voormalige advocaat van klager, inhoudende dat de vordering van klager geen redelijke kans van succes had, heeft overgenomen. De klacht wordt getoetst aan de verplichting om zorgvuldig uitvoering te geven aan de opdracht. Niet is gebleken dat verweerder het dossier onvoldoende heeft bestudeerd dan wel anderszins onzorgvuldig te werk is gegaan bij de uitvoering van de opdracht. Het feit dat klager met een door hem zelf ingeschakelde advocaat toch de procedure met succes heeft gevoerd, heeft onder de gegeven omstandigheden geen doorslaggevende betekenis.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 oktober 2012, door de raad ontvangen op 4 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 31 oktober 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 1 november 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 9 november 2012, door de raad ontvangen op 15 november 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnota overgelegd.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij het oordeel van de voormalige advocaat van klager, dat de vordering van klager geen redelijke kans van succes had, heeft overgenomen, zonder daarvoor het dossier te bestuderen en zonder gebruik te maken van het aanbod van klager de zaak telefonisch toe te lichten. Dat verweerder het dossier niet heeft bestudeerd volgt uit het feit dat verweerder in zijn brief van 20 mei 2010 de tussen partijen bestaande geschilpunten niet juist heeft weergegeven.
3.3 Klager verwijt verweerder voorts dat hij ten onrechte stelt dat hij een second opinion heeft gegeven, terwijl het een bindend advies is geweest.
3.4 Ten slotte is klager van mening dat verweerder in het kader van het onderzoek naar de klacht in zijn verweer een verkeerde voorstelling van zaken geeft en niet handelt zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
3.5 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager heeft herhaald dat verweerder het advies van de voormalige advocaat van klager klakkeloos heeft overgenomen, terwijl op basis van de stukken snel kan worden vastgesteld dat de uitgebrachte adviezen van verweerder gebaseerd waren op een onjuiste voorstelling van zaken door die voormalige advocaat.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van het verzet neemt de raad tot uitgangspunt dat verweerder van de rechtsbijstandsverzekeraar van klager de opdracht heeft gekregen om een second opinion uit te brengen over de zaak waarin klager zijn verzekeraar om bijstand – in een procedure tegen de wederpartij – had verzocht. Gelet op de toelichtingen van klager en verweerder was het de taak van verweerder om in het geschil tussen klager en zijn verzekeraar een second opinion te geven. In de relatie tussen klager en de verzekeraar zou de second opinion bindend zijn. Dit laatste heeft de verzekeraar bij het verlenen van de opdracht niet aan verweerder meegedeeld.
Verweerder was gehouden zorgvuldig uitvoering te geven aan de opdracht.
5.2 Klager heeft ter ondersteuning van zijn klacht verwezen naar de uitspraak van de rechtbank in de door hem – zonder bijstand van zijn verzekeraar – aangespannen procedure, waarin zijn vordering is toegewezen.
5.3 Verweerder heeft aangevoerd dat de uitspraak van de rechter verwonderlijk, maar begrijpelijk is, wanneer in aanmerking wordt genomen dat de wederpartij blijkens het vonnis de gelegenheid voor dupliek voorbij heeft laten gaan en bepaalde stellingen van klager onweersproken heeft gelaten.
5.4 Onder de gegeven omstandigheden kan naar het oordeel van de raad aan de beslissing van de rechtbank geen doorslaggevende betekenis worden toegekend bij de beoordeling van de door verweerder gegeven second opinion.
Niet is gebleken dat verweerder het dossier onvoldoende bestudeerd heeft dan wel anderszins onzorgvuldig te werk is gegaan bij de uitvoering van de opdracht van de verzekeraar.
5.5 De raad onderschrijft met inachtneming van het voorgaande het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond is. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 februari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.