Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:50

Zaaknummer

R. 4207/13.114

Inhoudsindicatie

Klager heeft geen verschoonbare reden aangevoerd waarom hij ruim drie jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. De indiening van de klacht, ruim drie jaar nadat het volgens klager verwijtbare handelen/nalaten heeft plaatsgevonden, vond plaats kort na de door klager ontvangen dagvaarding van verweerder ter zake de tot heden onbetaald gebleven declaraties voor de door verweerder verrichte werkzaamheden. Verweerder hoefde in 2012 geen rekening meer te houden met een dergelijke klacht.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

klacht kennelijk niet-ontvankelijk

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 30 mei 2013 door de raad ontvangen op 30 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft in de periode 2007 tot en met begin 2009 de belangen behartigd van klager in een aantal vastgoedgeschillen.

1.2    Ter gelegenheid van een zitting in kort geding op 7 januari 2009 heeft klager een schikking getroffen met de wederpartij in aanwezigheid van verweerder. Deze schikking is vastgelegd in een proces-verbaal.

1.3    Klager heeft de declaraties van verweerder grotendeels onbetaald gelaten.

1.4    Bij brief van 21 november 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij alleen zijn eigen belang heeft gediend en de belangen van klager heeft veronachtzaamd, door in 2007 niet op te treden tegen de verzegeling van een pand in afwachting van een af te geven bouwvergunning, klager niet op voorhand het concept verzoek voor het leggen van het conservatoir beslag, onderlinge afspraken te maken met klagers wederpartij en veelvuldig onbereikbaar te zijn. Voorts verwijt klager verweerder dat hij gedurende vijf maanden niets heeft uitgevoerd, ondanks klagers opdracht om de werkwijze van de heer J., werkzaam bij de gemeente, aan de kaak te stellen. Ten slotte verwijt klager verweerder dat hij de factuur van 3 juni 2008 heeft gefabriceerd, aangezien klager deze factuur nooit eerder heeft ontvangen.

3.    BEOORDELING

3.1    In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2    Klager heeft geen verschoonbare reden aangevoerd waarom hij ruim drie jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht. De indiening van de klacht, ruim drie jaar nadat het volgens klager verwijtbare handelen/nalaten heeft plaatsgevonden, vond plaats kort na de door klager ontvangen dagvaarding van verweerder ter zake de tot heden onbetaald gebleven declaraties voor de door verweerder verrichte werkzaamheden. Verweerder hoefde in 2012 geen rekening meer te houden met een dergelijke klacht.

3.4    Ten overvloede overweegt de plaatsvervangend voorzitter dat op basis van de stukken en de gemotiveerde betwisting door verweerder de gestelde verweten gedragingen dan wel stilzitten van verweerder niet kunnen worden vastgesteld.

3.5    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 27 juni 2013

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.