Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:55
Zaaknummer
13-203A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 13 augustus 2013
in de zaak 13-203A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 juli 2013 met kenmerk 4013-0739, door de raad ontvangen op 30 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerster heeft klager rechtsbijstand verleend in een procedure bij de politierechter, waarbij klager belaging van zijn begeleidster bij de Dienst Maatschappelijk Werk ten laste was gelegd.
1.3 De zitting bij de politierechter vond plaats in aanwezigheid van klager en verweerster. Verweerster heeft een pleitnota opgesteld ten behoeve van deze zitting en deze voorgedragen. Blijkens de pleitnota is bij de politierechter bepleit dat bewezenverklaring van belaging kan volgen, gelet op de verklaring van de begeleidster, de verklaring van klager zelf en de andere bewijsmiddelen in het dossier. Overige onderdelen van de tenlastelegging zijn betwist, in welk kader verweerster ter zitting is ingegaan op de indringendheid, de duur en de frequentie van de belaging.
1.4 Klager is strafrechtelijk veroordeeld voor de belaging van de begeleidster.
1.5 Bij ongedateerde brief, ontvangen op 2 mei 2013, heeft klager zijn klacht ter kennis van de deken gebracht.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) zij klager heeft "laten veroordelen" wegens belaging van zijn begeleidster, terwijl klager alle aantijgingen ontkende;
b) zij nalatig is omgegaan met bewijsmateriaal;
c) zij betrokken is bij een complot dat tegen klager gaande is.
3 BEOORDELING
3.1 De klacht ziet op de wijze waarop verweerster als advocaat de belangen van klager heeft behartigd. Bij de beoordeling van dergelijke klachten staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat de cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist optreedt en adviseert en bovendien de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) constateert de voorzitter dat de tenlastelegging ziet op de belaging door klager van zijn begeleidster en dat klager de gestelde belaging niet heeft ontkend. Bij de politie heeft hij immers onder meer verklaard meer dan 3000 e-mails te hebben gestuurd aan zijn begeleidster. Ten onrechte stelt klager dan ook dat hij "alle aantijgingen" heeft ontkend. Overigens blijkt uit de pleitnota van verweerster dat verweerster verweer namens klager heeft gevoerd ten aanzien van een deel van de tenlastelegging.
3.3 Uit het voorgaande volgt dat verweerster wel degelijk de belangen van klager heeft behartigd in de procedure bij de politierechter en aldus conform de hiervoor onder 3.1 genoemde maatstaf heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.
3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b), over verweersters omgang met bewijsmateriaal, is de voorzitter van oordeel dat dit klachtonderdeel geen steun vindt in de feiten. Dit klachtonderdeel ziet allereerst op de gestelde verstrekking van bewijsmiddelen aan de officier van justitie. Daarover heeft verweerster toegelicht in welk verband zij voorafgaand aan de zitting heeft gecommuniceerd met de officier van justitie. Die communicatie had geen betrekking op bewijsmateriaal, zodat verweerster op dit punt geen verwijt treft. Volgens klager ziet dit klachtonderdeel tevens op het door verweerster niet verschaffen van stukken uit het dossier in het kader van het tuchtrechtelijke onderzoek door de deken. Over deze handelwijze van verweerster kan klager zich in tuchtrechtelijk opzicht echter niet beklagen. Het staat verweerster vrij om zich te verweren tegen de onderhavige klacht op de wijze die haar goeddunkt. Bovendien ziet het verschaffen van informatie aan de deken niet op verweersters rechtsbijstand aan klager bij de politierechter. Ook klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.
3.5 Tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster van klachtonderdeel c), dat ziet op haar gestelde betrokkenheid bij een complot dat gaande is tegen klager, heeft klager zijn klacht niet kunnen onderbouwen. Ten overvloede overweegt de voorzitter dat verweerster niet verantwoordelijk is voor de wijze waarop klager door andere instanties is bejegend. Ook dit klachtonderdeel vindt geen steun in de feiten en is daarom eveneens kennelijk ongegrond.
3.6 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 13 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 13 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.