Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:353
Zaaknummer
6764
Inhoudsindicatie
Beroep tegen beslissing van de raad waarin verzet ongegrond werd verklaard. Stelling klager dat de raad niet is ingegaan op achterliggende problematiek is gebaseerd op een verkeerde lezing van de beslissing van de raad. Niet-ontvankelijk in zijn appel.
Uitspraak
Beslissing van 20 december 2013
in de zaak 6764
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 25 maart 2013, onder nummer 12-208, aan partijen toegezonden op 25 maart 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 9 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van verweerder aan het hof van 25 september 2013;
- de brief van klager aan het hof van 4 november 2013.
-
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 november 2013, waar als gemachtigde van klager en verweerder zijn verschenen. Namens klager is gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
Hij de belangen van zijn kantoorgenoot Mr. L. heeft behartigd en dat heeft gedaan op een grove, onbehoorlijke, krenkende wijze waarbij veel leugens en bedrieglijkheden zijn gedebiteerd, alles een behoorlijk handelend advocaat onwaardig.
3.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat van belang is dat verweerder niet zomaar de advocaat was van Mr. L. maar een kantoorgenoot die de incassoprocedure waaruit de faillissementsaanvraag voortkwam of in elk geval de kwestie van steunvordering van S. B.V. kende.
4 BEOORDELING
Klager verzoekt het hof de beslissing van de raad te vernietigen omdat de beslissing van de raad niet met voldoende redenen is omkleed. Klager stelt daartoe dat de raad niet is ingegaan op de achterliggende problematiek inhoudende, volgens klager, dat in een faillissementsaanvraag ten onrechte een beroep is gedaan op het bestaan van een steunvordering.
Het verzoek van klager berust op een verkeerde lezing van de beslissing van de raad. In zijn beslissing heeft de raad gemotiveerd uiteengezet dat de klacht tegen verweerder ongegrond is. Voor die motivering heeft de raad verwezen naar de beslissing van de voorzitter van de raad van 28 november 2012.
Dit betekent dat aan klager niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad.
Voorzover klager heeft bedoeld met zijn verzoek herziening te vragen van de beslissing van de raad is hij eveneens niet ontvankelijk, nu het hier handelt over een beslissing van de raad.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klager niet ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arhem-Leeuwarden van 25 maart 2013, onder nummer 12-2-8.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, A.A.H. Zegers, M. Pannevis en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.