Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:214

Zaaknummer

R. 4346/13.253

Inhoudsindicatie

Op basis van de tegenstrijdige verklaringen kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager heeft niet aangetoond dat er voor verweerder aanwijzingen waren, die ertoe hadden moeten leiden dat hij de mededelingen van zijn cliënte nader had moeten onderzoeken. Het oordeel van klager over de betreffende stellingen is daartoe onvoldoende.

Inhoudsindicatie

De door klager aangegeven passage  in de faxbrief betreffende de beschuldiging van mishandeling heeft klager misschien wel gegriefd, maar kan, gegeven de omstandigheden, niet als onnodig grievend worden bestempeld. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij met betrekking tot de gewraakte passage het standpunt van zijn cliënte heeft weergegeven.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden 25 september 2013, door de raad ontvangen op 26 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft de belangen van klagers voormalig echtgenote in de echtscheidingsprocedure behartigd.

1.2 Bij faxbrief van 12 mei 2011 heeft verweerder de advocaat van klager, voor zover in deze relevant, geschreven:

“…

U schrift dat uw cliënt deze week nog in de woning willen verblijven. In juridische zin heeft hij dat recht (nog). In morele zin, na wat er gebeurd is, niet.

….

Cliënte heeft, een en ander afwegend, gemeend aangifte te moeten doen tegen uw cliënt. …”

….

1.3. In het verzoekschrift Voorlopige Voorzieningen heeft verweerder opgemerkt:

“….voorts heeft zij, na lang wikken en wegen, aangifte van mishandeling bij de politie tegen de man gedaan.”

1.4. Bij brief van 10 april 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klager heeft beledigd en vernederd door klager ten onrechte te beschuldigen van mishandeling van klagers voormalig echtgenote, alsmede door te schrijven dat klager moreel het recht niet meer heeft om in de woning te verblijven en te dreigen met aangifte. Tevens heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, nu hij in zijn verzoekschrift heeft aangegeven dat klagers voormalig echtgenote aangifte tegen klager heeft gedaan, terwijl zij dit niet heeft gedaan.

 

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2 Noch uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klager heeft niet aangetoond dat er voor verweerder aanwijzingen waren, die ertoe hadden moeten leiden dat hij de mededelingen van zijn cliënte nader had moeten onderzoeken. Het oordeel van klager over de betreffende stellingen is daartoe onvoldoende. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder bewust “een tactiek heeft uitgestippeld”, waarbij het klager zo moeilijk mogelijk werd gemaakt zijn kinderen te ontmoeten.

3.3 De advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten. De door klager aangegeven passage in de faxbrief van 12 mei 2011 heeft klager misschien wel gegriefd, maar kan, gegeven de omstandigheden, niet als onnodig grievend worden bestempeld. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij met betrekking tot de gewraakte passage het standpunt van zijn cliënte heeft weergegeven.

3.4 Ten aanzien van de gestelde valsheid in geschrifte is de tuchtrechter niet bevoegd en oordeel te geven. Dit oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter.

3.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

 

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 oktober 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.