Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4447

Zaaknummer

13-117A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding redelijke klachttermijn.

Uitspraak

Beslissing van 4 juni 2013

in de zaak 13-117A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

gemachtigde: de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 8 mei 2013 met kenmerk 1313/201, door de raad ontvangen op 13 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft klager in de periode 1998-2002 bijgestaan in een arbeidsgeschil en in een aantal bestuursrechtelijke kwesties.

1.3 Bij aangetekende brief van 21 juni 2005 heeft verweerster klager bericht dat zij over zou gaan tot sluiting van het dossier.

1.4 Bij brief van 2 november 2012 heeft klager de onderhavige klacht ingediend, welke klacht hij met een brief van 2 januari 2013 heeft uitgebreid.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) na betekening van een tweetal vonnissen geen actie meer heeft ondernomen;

b) geen actie heeft ondernomen naar aanleiding van een beslissing van het UWV (destijds het GAK) en heeft verzuimd een WAO aanvraag voor klager in te dienen;

c) geen gevolg heeft gegeven aan een verzoek van klager om de wederpartij hoofdelijk aansprakelijk te stellen.

3 BEOORDELING

3.1 Verweerster stelt als meest verstrekkend verweer dat klager in zijn klachten niet-ontvankelijk moet worden verklaard, vanwege te late indiening daarvan. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen. Te weten: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor vermelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden moeten worden bepaald.

3.2 De voorzitter is met verweerster van oordeel dat klager kennelijk

niet-ontvankelijk is in zijn klacht(en) en overweegt daartoe het volgende.

De verwijten die klager verweerster maakt hebben betrekking op de periode vanaf 2000. Als niet voldoende weersproken gaat de voorzitter ervan uit dat verweerster haar werkzaamheden voor klager halverwege 2005 heeft neergelegd en niet meer beschikt over het dossier. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij twaalf jaar (gerekend vanaf het moment van de verweten gedragingen) en zeven jaar (gerekend vanaf het moment van sluiting van het dossier) heeft gewacht met het indienen van een klacht over de dienstverlening van verweerster. Bovenbedoelde redelijke termijn is in elk geval vanaf halverwege 2005, het moment waarop verweerster heeft meegedeeld over te gaan tot sluiting van het dossier, gaan lopen. Klager heeft aangevoerd dat hij in verband met medische ingrepen en herstelperiodes niet in staat was om eerder contact op te nemen met verweerster. Nu verweerster zulks betwist en klager zijn stelling op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd, gaat de voorzitter daaraan voorbij en is er geen sprake van enige verschoonbaarheid aan de kant van klager. Anderszins zijn voor dit tijdverloop geen redenen gebleken die zo zwaarwegend zijn dat zij gaan boven eerdergenoemd belang van verweerder bij rechtszekerheid.  Daarbij komt dat het door het tijdverloop moeilijker is geworden om de feiten vast te stellen. Dit alles in aanmerking nemende acht de voorzitter in dit geval de termijn waarbinnen de klacht is ingediend onredelijk lang. Klager is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, met bijstand van

mr. L.H. Rammeloo als griffier op 4 juni 2013.

 

griffier voorzitter 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.