Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:216

Zaaknummer

13-216

Inhoudsindicatie

Klacht over optreden van een advocaat in een andere hoedanigheid, in casu als lid van de tuchtraad van de specialisatievereniging vFAS. Geen sprake van noodzaak zich terug te trekken als lid van die raad bij het behandelen van een klacht over een voormalig collega-redactielid van een vaktijdschrift. Klager heeft ook geen gebruik gemaakt van de in die procedure voorziene mogelijkheid van wraking. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 10 oktober 2013

in de zaak 13-216

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 11 september 2013 met kenmerk RvT 13-0156/LB/sd, door de raad ontvangen op 12 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager heeft bij de tuchtraad van de specialisatievereniging vFAS, de specialistenvereniging voor familierechtadvocaten en advocaat-scheidingsbemiddelaars, een klacht ingediend tegen een advocaat, mr. B. De klachten van klager tegen mr. B. zagen op haar optreden als advocaat-mediator in de echtscheidingsprocedure tussen klager en zijn ex-echtgenote.  Verweerster nam als lid zitting in de tuchtraad van de vFas. De tuchtraad heeft de klacht(en) van klager ongegrond verklaard.

1.3    Verweerster is voorafgaand aan de behandeling van de klacht over mr. B. lid geweest van de redactie van het familierechttijdschrift Relatie en Praktijk. Mr. B. was eveneens redactielid. Het reglement van de Stichting Tuchtrecht Scheidingsbemiddeling voorziet in de mogelijkheid van wraking. Klager heeft daar geen beroep op gedaan.

1.4    Middels zijn brief van 17 juni 2013 heeft klager zich met zijn klacht over verweerster gewend tot de deken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zitting heeft genomen in de tuchtraad van de vFAS en een klacht behandelde over een advocaat waar zij mee in de redactie van een vaktijdschrift had gezeten.

3    VERWEER

3.1    Verweerster meent allereerst dat de klacht van klager niet-ontvankelijk is, omdat zij als lid van de tuchtraad niet onderworpen zou zijn aan de gedragsregels voor advocaten. Daarnaast meent verweerster dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken, omdat zij mr. B. niet beter kende dan een andere advocaat uit de vFAS, zij al geen zitting meer had in de redactie van het vaktijdschrift toen de klacht tegen mr. B. diende en dat klager gebruik had kunnen maken van de mogelijkheid haar als lid van de tuchtraad te wraken als hij vreesde voor partijdigheid.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2    De klacht betreft het optreden van verweerster als lid van de Raad van Tucht van de VAS. De klacht is dus gericht tegen verweerster in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Het is vaste rechtspraak dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht voor hem of haar blijft gelden. Het primaire verweer dat de klacht niet-ontvankelijk zou zijn, omdat verweerster als lid van de Raad van Tucht niet onderworpen zou zijn aan de gedragsregels voor advocaten wordt derhalve verworpen.

4.3    Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Langs deze norm dient het handelen van verweerster te worden beoordeeld. Het enkele feit dat verweerster mederedactielid van een tijdschrift is geweest, waarvan mr. B. ook redactielid was, kan niet leiden tot de slotsom dat zij een zodanige band had met mr. B. dat zij zich had moeten terugtrekken als lid van de Raad van Tucht voor de behandeling van een klacht tegen mr. B.

4.4    Klager heeft ook geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de onpartijdigheid van verweerster in haar rol als lid van de Raad van Tucht, noch heeft hij onderbouwd op welke andere wijze verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft ondermijnd. De voorzitter acht de klacht van klager kennelijk ongegrond.

BESLISSING:

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline verklaart de klacht van klager kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 10 oktober 2013.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten