Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-10-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:189
Zaaknummer
R. 4356/13.263
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij hem nooit opdracht heeft gegeven om namens hem op te treden en een toevoeging aan te vragen. De klacht heeft betrekking op twee civielrechtelijke aangelegenheden, ter zake waarvan de tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen. Dergelijke vorderingen kunnen alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 7 oktober 2013, door de raad ontvangen op 8 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Tussen klager en zijn voormalige partner speelt al enige jaren een geschil rondom hun beider dochter.
1.2 De Rechtbank Utrecht heeft in 2007 en 2008 een ondertoezichtstelling over de dochter uitgesproken, waarbij Bureau Jeugdzorg is aangewezen als voogd.
1.3 In 2010 heeft er een procedure plaatsgevonden bij het Hof Den Bosch. Op 21 oktober 2010 heeft het Hof uitspraak gedaan. In die procedure werd klager bijgestaan door mr. V.
1.4 Bij brief van 3 november 2010 heeft mr. V. namens klager het dossier overgedragen aan het kantoor van verweerder.
1.5 Bij brief van 29 november 2010 heeft verweerder klager een cassatieadvies gestuurd.
1.6 Op 8 december 2010 is aan klager een toevoeging verleend met als zaakscode en zaaksaanduiding: “P040 Ouderlijk gezag/voogdij;cassatieadvies”. Uit deze toevoeging volgt dat verweerder de rechtsbijstandverlener is en dat aan klager een eigen bijdrage is opgelegd ad € 750,00. Klager heeft deze eigen bijdrage niet aan verweerder voldaan.
1.7 Bij e-mail bericht van 16 juli 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij hem nooit opdracht heeft gegeven om namens hem op te treden en een toevoeging aan te vragen. Klager heeft om een onderzoek en een schadeloosstelling verzocht.
3. BEOORDELING
3.1 Klager heeft gesteld dat tussen hem en verweerder nooit een overeenkomst tot opdracht tot stand is gekomen. Klager is dan ook van mening dat hij geen eigen bijdrage verschuldigd is en dat hij door verweerder schadeloos dient te worden gesteld. Verweerder heeft die stellingen gemotiveerd betwist. De klacht heeft betrekking op twee civielrechtelijke aangelegenheden, ter zake waarvan de tuchtrechter niet bevoegd is te oordelen. Dergelijke vorderingen kunnen alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter. Ten overvloede overweegt de voorzitter dat gesteld noch gebleken is verder dat verweerder in dat kader tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
3.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 22 oktober 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.