Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:88

Zaaknummer

R. 4276/13.183

Inhoudsindicatie

De deken is niet in een positie dat hij aan een advocaat opdrachten kan geven of kan ingrijpen in zaken die zien op de behandeling van en civielrechtelijk geschil.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 12 juli 2013, door de raad ontvangen op 15 juli 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld in de afwikkeling van een echtscheidingsprocedure, waarbij mr. M., advocaat te ’s-Gravenhage, de belangen van de voormalig echtgenote van klager behartigt met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.

1.2    Op 28 januari 2011 heeft mr. M. een bedrag van € 72.500,00 op zijn derdengeldrekening ontvangen in verband met een procedure tussen klager en zijn voormalig echtgenote.

1.3    Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2011 is de verdeling van de boedel vastgesteld. De rechter heeft in voornoemd vonnis in rechtsoverweging 4.10 overwogen dat, omdat voornoemde betaling reeds was geschied, klager en zijn voormalig echtgenote over en weer ten aanzien van de verdeling van de gemeenschappelijke woning niets meer te vorderen hebben, dan het uitvoeren van de overdracht aan klager van een appartement te Amsterdam.

1.4    Klager heeft mr. M. frauduleuze handelingen verweten in verband met het bedrag ad € 72.500,00 dat op zijn derdengeldrekening is gestort. Klager meent dat het bedrag onder de notaris gestort had moeten worden.

1.5    Mr. M. heeft een bedrag van € 69.781,18 doorbetaald aan zijn cliënte, de voormalig echtgenote van klager. Mr. M. heeft met het resterende onder hem rustende bedrag de openstaande declaraties verrekend.

1.6    Klager heeft een klacht tegen mr. M. ingediend. Verweerder heeft het onderzoek naar deze klacht verricht.

1.7    Klager heeft in juni 2011 reeds een klacht tegen verweerder ingediend, welke betrekking had op hetzelfde feitencomplex. Deze klacht is door de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad bij beslissing van 15 maart 2012 kennelijk ongegrond verklaard. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet is op 10 september 2012 door de raad ongegrond bevonden.

1.8    Bij e-mails van 4 en 6 februari 2013 heeft klager wederom een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij, hoewel door klager daar stelselmatig om is gevraagd, geweigerd in te grijpen in het handelen van mr. M. Verweerder is daardoor medeplichtig aan ‘frauduleus’ handelen.

 

3.    BEOORDELING

3.1    Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen als deken werkzaam voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

3.2    Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat het om een herhaalde klacht gaat. Klager heeft in 2011 verweerder verweten dat hij niets deed om mr. M. er toe te bewegen om medewerking te verlenen aan levering van een onroerende zaak te Amsterdam. Thans verwijt klager verweerder dat hij weigert in te grijpen in de handelwijze van mr. M. De deken is niet in een positie dat hij aan een advocaat opdrachten kan geven of kan ingrijpen in zaken die zien op de behandeling van en civielrechtelijk geschil.

3.5    Daarbij komt dat de wijze waarop verweerder onderzoek doet naar een tuchtrechtelijke klacht over een advocaat valt binnen zijn beleidsvrijheid als deken. Klager heeft geen, althans onvoldoende feiten gesteld, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verweerder door de wijze waarop hij het onderzoek naar de tegen mr. M. ingediende klachten heeft verricht, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad of dat er sprake is van een handelen of nalaten van verweerder in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

3.6    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op  25 juli 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.