Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:37

Zaaknummer

R. 4083/12.217

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerster, die optreedt voor klagers wederpartij, zich in processtukken weinig kritisch heeft betuigd ten aanzien van de door haar cliënte verstrekte informatie en dat verweerster zich verschuilt achter haar beroepsgeheim.

Inhoudsindicatie

Verweerster mocht afgaan op de van haar cliënte over klager verkregen informatie en behoefde niet aan de juistheid daarvan te twijfelen. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 december 2012, door de raad ontvangen op 4 december 2012, heeft de deken in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 19 december 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is verzonden op 20 december 2012.

1.3    Bij brief van 3 januari 2013, door de raad per fax ontvangen op 3 januari 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Bij brief van 22 april 2013 heeft klager stukken aan de raad gezonden.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 mei 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verweerster heeft een pleitnota overgelegd.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt  verweerster meer in het bijzonder dat zij niet heeft getracht het geschil in der minne op te lossen, zich, onder andere in haar processtukken, weinig kritisch betuigt ten aanzien van de stellingen van haar cliënte en dat zij geen antwoord geeft op klagers brieven en zich verschuilt achter haar beroepsgeheim. Tenslotte verwijt klager verweerster dat zij misbruik maakt van het procesrecht en van de gefinancierde rechtsbijstand.

3.3    In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen verweerster gehandhaafd. Klager is – zakelijk weergegeven – van mening dat verweerster hem heeft gestigmatiseerd; voorts dat verweerster niet de juiste procedures voert; dat verweerster de toezending van een concept dagvaarding aan klager heeft getraineerd en dat verweerster zich bezondigt aan schending van de waarheid en van klagers naam en reputatie.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad gaat uit van de klachtomschrijving die is vermeld onder nummer 3.1 en 3.2 van deze beslissing. Deze is dezelfde als de klachtomschrijving waarover de plaatsvervangend voorzitter heeft geoordeeld.

5.2    Ter zitting heeft klager gesteld dat de klacht door de plaatsvervangend voorzitter niet volledig is weergegeven. Volgens klager ontbreekt in de weergave zijn verwijt inzake de toepassing van gedragsregel 30, het verwijt dat verweerster stukken niet aan klager zendt, het verwijt dat verweerster contradictoire stelling bezigt en het verwijt dat klager wordt gestigmatiseerd door stellingen als zou hij gewelddadig zijn, zonder dat er bewijs voor is.

5.3    Naar het oordeel van de raad vallen deze verwijten, al zijn ze niet expliciet in de klachtomschrijving van nummer 3.2 vermeld, niettemin onder de klacht zoals de plaatsvervangend voorzitter die blijkens de nrs. 3.2 t/m 3.5 van de bestreden beslissing heeft beoordeeld.

5.4    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.5    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Ten aanzien van de door verweerster in processtukken gebezigde stellingen over klager overweegt de raad, in zoverre in aanvulling op hetgeen de plaatsvervangend voorzitter onder nummer 3.3 heeft overwogen, dat niet is gebleken van omstandigheden die meebrachten dat verweerster aan de juistheid van de van haar cliënte verkregen informatie had moeten twijfelen waardoor verweerster gehouden was de van haar cliënte verkregen informatie op juistheid te onderzoeken.

5.6    Met inachtneming van het voorgaande verenigt de raad zich met de beoordeling van de klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.

5.7    Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2013.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.