Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2620

Zaaknummer

MB 143-2011

Inhoudsindicatie

Een advocaat is niet verplicht vooraf een prognose van de totale kosten te geven.

Inhoudsindicatie

Gelet op de aard en de omvang van de werkzaamheden en de weinig juridische complexiteit van het geschil excessief gedeclareerd.

Inhoudsindicatie

Geen sprake van onjuist advies nu de advocaat niet in de gelegenheid is gesteld zijn advies tot het instellen van appel nader toe te lichten.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond; berisping

Uitspraak

Beslissing van 5 maart 2012

in de zaak Mb 143 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

1.                   A

2.                   B

3.                   C

 

klagers

 

tegen:

1.                   D

2.                   E

 

        verweerders

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 6 juli 2011 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 7 juli 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 januari 2012 in aanwezigheid van klager sub 3, mede namens klaagster sub 1, en mw. F namens klaagster sub 2 en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerders hebben klagers bijgestaan in een geschil met de gemeente X. De gemeente had door middel van een openbare inschrijving een onroerende zaak te koop aangeboden. De gemeente had de voorwaarden waaronder de procedure met betrekking tot verkoop van de onroerende zaak schriftelijk vastgelegd. Een van de voorwaarden luidde als volgt: “ Uitsluitend de verkoper beoordeelt vervolgens de inhoud van de biedingen en neemt de biedingen in overweging. Met de voor hem gunstigste bieder, zijnde een combinatie van prijs en beoogd gebruik, zal verder onderhandeld worden.” In de verkoopdocumentatie stond vermeld dat de huidige bestemming van het object “openbare en bijzondere doeleinden” was. Onder voorwaarden zou een woonbestemming tot de mogelijkheden behoren, waarbij het object te splitsen was in twee woningen.

2.2     Klaagster sub 1 had op 27 mei 2008 ingeschreven met een koopsom van € 561.900,- met als bestemming een woonproject met minimaal twee woonhuizen. Woongoed Y had ook op 27 mei 2008 ingeschreven met een koopsom van € 495.00,- met als beoogde bestemming verhuur aan een opleidingsinstelling.

2.3     De gemeente wenste het pand aan Woongoed Y te verkopen en gaf geen gevolg aan het verzoek van klaagster sub 1 om alsnog met haar te onderhandelen over de verkoop. Klagers hebben zich hierna tot verweerder sub 1 gewend.

2.4     Bij email van 14 juni 2008 heeft verweerder sub 2 de opdracht en het te hanteren tarief van beide verweerders bevestigd aan klager sub 3.

2.5     Verweerder sub 1 heeft namens klaagster sub 1 een procedure tegen de gemeente X aanhangig gemaakt en conservatoir beslag laten leggen op de betreffende onroerende zaak. Door verweerders zijn een beslagrekest, een dagvaarding, een conclusie ter comparitie, tevens conclusie van antwoord in reconventie opgesteld. Op 14 november 2008 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het standpunt van klaagster sub 1 is door verweerder sub 1 ter comparitie bepleit aan de hand van een door verweerders opgestelde pleitnota. De rechtbank heeft de vorderingen van klaagster sub 1 bij vonnis van 14 januari 2009 afgewezen.

2.6     Door verweerders zijn de navolgende declaraties aan klaagster sub 2 verzonden:

          - declaratie van 23 juli 2008 van € 16.993,92

          - declaratie van 25 augustus 2008 van € 2.500,93

- declaratie van 25 september 2008 van € 2.636,33

          - declaratie van 17 december 2008 van € 15.654,23

2.7    Op 23 december 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder sub 1 en klager sub 3. Tijdens dit gesprek is tussen partijen afgesproken dat van de rekening van 17 december 2008 een bedrag van € 9.704,23 voorlopig buiten invordering werd gesteld, in afwachting van de uiteindelijke uitkomst van de procedure en de mogelijkheid dit bedrag te verhalen op de gemeente M. Verweerder sub 1 heeft deze afspraak bij brief van 29 december 2008 bevestigd. Toen klagers aangaven niet in appel te willen gaan tegen het vonnis van de rechtbank is voormeld bedrag van €9.704,23 gecrediteerd. Aan klagers is derhalve in totaal een bedrag van €37.785,41 in rekening gebracht, waarvan een bedrag van € 9.704,23 is gecrediteerd.

3                KLACHT

  3.1  De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders   tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.       zij aan klagers geen prognose hebben gegeven van de

          te verwachten kosten van rechtsbijstand;

2.       zij excessief hebben gedeclareerd;

3.       zij door hun ongenuanceerde en waarschijnlijk onjuiste

          advies om appel in te stellen, aan klagers geen eerlijke

          informatie hebben verstrekt

 

Klagers hebben ter onderbouwing van de klacht het volgende naar voren gebracht:

 

  3.2     Door verweerder sub 1 werd een uurtarief van € 330,- ex BTW in rekening gebracht en door verweerder sub 2 een uurtarief van € 220,- excl. BTW. Bij dergelijke (specialisten-)tarieven mag volgens klagers verwacht worden dat de betreffende advocaat een beperkt aantal uren nodig heeft om processtukken voor te bereiden en op te stellen. Verweerders lijken dubbel te hebben gedeclareerd. Er is door verweerders nimmer een prognose gemaakt van de te verwachten kosten. Het betrof een eenvoudige dagvaardingsprocedure, zodat hiervan eenvoudig een prognose gemaakt had kunnen worden.

  3.3     Nadat klagers zich hadden beklaagd over de declaratie werd direct gezegd dat een bedrag van ca. € 9.000,- niet betaald hoefde te worden. Dit doet niets af aan het feit dat verweerders wel ruim € 30.000,- in rekening hadden gebracht; bovendien was het nog resterende bedrag ook nog steeds excessief.

3.4     Het ongenuanceerde en waarschijnlijk onjuiste advies om in appel te gaan leek enkel ingegeven door omzetdrang. Het had op de weg van verweerders gelegen om klaagster sub 1 te wijzen op de risico’s van het instellen van appel, waaronder een mogelijke schadeclaim in verband met het gelegde beslag.

 

4                VERWEER

4.1         Verweerders hebben de opdracht met klagers besproken en in een opdrachtbevestiging vastgelegd. Klaagster sub 1 heeft de instemming met de  concept brief aan de gemeente bevestigd en de opdrachtbevestiging aanvaard. Alle correspondentie en processtukken zijn op voorhand aan klaagster sub 1 verzonden, waarmee steeds werd ingestemd.

4.2         Helaas heeft de rechtbank bij vonnis van 14 januari 2009 de vorderingen van klaagster sub 1 afgewezen. Verweerders hebben klaagster sub 1 bij brief van 16 januari 2009 gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep en haar  uitgenodigd voor een gesprek op 23 januari 2009. Op 23 januari 2009 heeft klaagster sub 1 telefonisch te kennen gegeven dat klagers niet verder wilden gaan met de zaak en dat het beslag kon worden opgeheven.

4.3         Verweerders hebben in hun brieven van 16 en 19 januari 2009 geen ongenuanceerd advies gegeven, maar beredeneerd aangegeven waarom het vonnis van de rechtbank volgens hen onjuist was. Tevens hebben verweerders klaagster sub 1 een voorstel gedaan voor een vast bedrag aan kosten voor de appelprocedure en haar uitgenodigd om het vonnis, de mening van verweerders over het vonnis en de kosten te bespreken. Het aan klaagster sub 1 uitgebrachte advies om hoger beroep aan te tekenen was een serieus en van te voren goed overdacht advies en was niet ingegeven door omzetdrang. Omdat klaagster sub 1 direct aangaf niet in hoger beroep te willen gaan heeft geen uitgebreide advisering meer plaatsgevonden.

4.4         De declaraties zijn aan de hand van nauwkeurige urenspecificaties opgemaakt en verzonden. Door klagers werd contact opgenomen over de hoogte van de declaraties. Verweerders hebben daarvoor, mede gezien de sterk gewijzigde marktomstandigheden in de onroerend goed wereld,  begrip getoond en op 23 december 2008 daarover afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in de brief van 29 december 2008. Verweerders hebben een bedrag van € 9.704,23 buiten invordering gesteld. Door de beslissing om niet in appel te gaan is de mogelijkheid om de kosten op de gemeente te verhalen komen te vervallen en is dit bedrag gecrediteerd. Hierdoor is een hoge korting op de declaraties verleend. Van excessief declareren was gezien de aard en de omvang van de zaak, de betrokken belangen en het complexe juridische karakter geen sprake. Voor zover verweerders aan dezelfde processtukken hebben gewerkt zijn klagers daarover geinformeerd. Dat de kosten niet in het eerste begin van de zaak konden worden begroot is een rechtstreeks gevolg van de aard, de omvang en de ingewikkeldheid van de procedure. Daarom is ook maandelijks en gespecificeerd gedeclareerd.

 

5                BEOORDELING

5.1    Een advocaat dient de financiele consequenties van een opdracht met zijn client te bespreken. Hij dient inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.

5.2    Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerders de inhoud van de opdracht met klagers hebben besproken, welke opdracht schriftelijk is bevestigd en aanvaard. In de opdrachtbevestiging is weergegeven dat door beide verweerders werkzaamheden zouden worden verricht en tegen welk uurtarief. Verweerders hebben tussentijds gedeclareerd zodat voor klagers het verloop van de kosten inzichtelijk was. Verweerders hebben klagers aldus voldoende geinformeerd over en tussentijds op de hoogte gehouden van de kosten van de procedure. Een advocaat is niet verplicht vooraf een prognose van de totale kosten te geven. Het is vooraf immers vaak moeilijk in te schatten hoe hoog de kosten van een procedure uiteindelijk zullen zijn. De raad zal het eerste klachtonderdeel daarom als ongegrond afwijzen.

5.3    Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de hoogte van de declaraties. De raad stelt voorop dat hij geen bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten doch slechts waakt tegen excessief declareren.

5.4    Uit de aan de raad overgelegde declaraties is gebleken dat door verweerder sub 1 in totaal 41,3 uren in rekening zijn gebracht en door verweerder sub 2 in totaal 70,1 uren. Gezien het door verweerder sub 1 gehanteerde uurtarief van € 330,- per uur mocht van hem specialistische kennis verwacht worden. Van verweerder sub 2 mocht gelet op het door hem gehanteerde uurtarief van

€ 220,- per uur en zijn praktijkervaring van 7 jaar, verwacht worden dat hij in staat is om binnen een redelijke termijn processtukken te kunnen produceren. Uit de overgelegde urenspecificaties valt op te maken dat ten behoeve van het opstellen van de processtukken door verweerders de volgende uren in rekening zijn gebracht:

-          voor het b eslagrekest 3,8 uren door verweerder sub 1 en  5,5 uren door verweerder sub 2;

-          voor de dagvaarding 3,4 uren door verweerder sub 1 en 14,9 uren door verweerder sub 2;

-          voor de conclusie ter comparitie, tevens conclusie van antwoord in reconventie 2,0 uren door verweerder sub 1 en 17,2 uren door verweerder sub 2;

-          pleitnota (voor dezelfde comparitie) 3,8 uren door verweerder sub 1 en 5,9 uren door verweerder sub 2

 

5.5    In totaal zijn  door verweerders 112,3 uren in rekening gebracht. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat de zaak juridisch dermate complex was dat hierin zoveel uren van specialistische kennis noodzakelijk waren. Er was sprake van een eenvoudig beslagrekest (3 ½ pagina), waarvoor 9,3 uren in rekening zijn gebracht. De dagvaarding (6 pagina’s) had betrekking op een overzichtelijk juridisch geschil met een betrekkelijk eenvoudig feitencomplex. Hiervoor zijn in totaal 18,3 uren in rekening gebracht. De conclusie ter comparitie (4 pagina’s) en de pleitnota (3 ½ pagina)hadden betrekking op dezelfde comparitie, zodat deze op dezelfde feiten en stellingen zijn gebaseerd. Hiervoor zijn in totaal 28,9 uren in rekening gebracht. De aard en de omvang van de aan de raad overgelegde en van verweerders afkomstige processtukken staan niet in een redelijke verhouding tot het hoge aantal (in totaal 56,5 uren) daarvoor door een advocaat-specialist en een ervaren advocaat gedeclareerde uren. Ook de overige gedeclareerde uren (in totaal 55,8 uren) staan niet in verhouding tot de naast het opstellen van processtukken verrichtte werkzaamheden (correspondentie, voeren van besprekingen met klagers, bestudering dossier, studie en bijwonen van een comparitie). Dat verweerders, nadat klagers geklaagd hebben over de hoogte van de declaraties, bereid zijn gebleken, ruim een kwart van het totaal bedrag van de declaraties te crediteren maakt dit niet anders. De aan klagers verzonden declaraties waren, gelet op de aard en de omvang van de werkzaamheden en het feit dat het geschil niet buitengewoon complex was,  naar het oordeel van de raad excessief, hetgeen verweerders tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Het tweede onderdeel van de klacht acht de raad derhalve gegrond.

5.6    Verweerders hebben klagers schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van het vonnis van de rechtbank, een eerste advies over het instellen van hoger beroep gegeven en klagers uitgenodigd voor een gesprek om dit te bespreken. Nu klagers hebben afgezien van een gesprek en direct hebben aangegeven niet in hoger beroep te willen gaan tegen het vonnis van de rechtbank, volgt de raad klagers niet in hun stelling dat verweerders hen onvoldoende hebben gewezen op de risico’s van het instellen van hoger beroep. Het gegeven advies betrof immers een eerste advies, wat door verweerders in een gesprek nog nader toegelicht zou worden, waartoe zij door klagers niet meer in de gelegenheid zijn gesteld. Op grond hiervan zal de raad het derde klachtonderdeel als ongegrond afwijzen.

 

6        MAATREGEL

6.1    In geval van excessief declareren is sprake van dusdanig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen dat niet kan worden volstaan met en lichtere dan de hierna op te leggen maatregel. 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

wijst de klachtonderdelen 1 en 3 als ongegrond af;

verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en legt ter zake aan beide verweerders de maatregel van berisping op.

 

 

Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken,

M.B.Ph. Geeraedts, E.J.P.J.M. Kneepkens en A, Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2012.

 

 

 

              griffier                                                                         voorzitter              

                                                                                                      

   Deze beslissing is in afschrift op6 maart 2012

 

   per aangetekende brief verzonden aan:

-             klagers

-            verweerder

              -      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

                       Middelburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klagers

-            verweerders

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  

         Middelburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl