Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-12-2012
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2012:YA3765
Zaaknummer
12-93
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij in verband met een onnodig grievend e-mailbericht aan klager dat grof beledigend zou zijn en dat klager ten onrechte zou beschuldigen van een (ernstig) strafbaar feit. De raad acht de formulering van de gewraakte e-mail ongelukkig, maar niet zodanig kwetsend dat deze als onnodig grievend of beledigend is te kwalificeren. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 17 december 2012
in de zaak 12-93
naar aanleiding van de klacht van:
klager tegen verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 23 mei 2012 met kenmerk RvT 1112-9164/LB/SD, door de raad ontvangen op 24 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2012 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 14 zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft een aantal jaren geleden als vriendendienst een logo ontworpen voor partij X. Op enig moment heeft klager partij X gevraagd om het gebruik van zijn ontwerp te stoppen. Dat is toegezegd. Verweerder is advocaat van partij X. Op enig moment hebben de cliënten van verweerder besloten om het logo van hun website te verwijderen. Via een bericht van verweerder is dit aan klager doorgegeven. Klager heeft daarop een e-mail aan verweerder gestuurd, waarin hij stelt dat het door hem ontworpen logo nog wel te zien was op de website van partij X. Daarbij heeft hij materiaal waaruit dat bleek of zou blijken. Daarop heeft verweerder klager op 13 oktober 2011 een e-mail gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
“U heeft aansluitend aan mij onmiskenbaar valse documentatie overgelegd bij uw schrijven van 25 augustus 2011, waarmee u aan wilde tonen dat het door u ontworpen logo nog steeds gebruikt werd. Het is door meerdere personen vastgesteld en bevestigd dat het logo op dat moment niet meer op de website zichtbaar was. Het destijds door u toegezonden PDF-document is klaarblijkelijk het resultaat van het nodige knip- en plakwerk.”
2.3 Klager is van mening dat de e-mail van verweerder aan hem onnodig grievend is. Bij brief van 28 oktober 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door het sturen van een onnodig grievend e-mailbericht aan klager, door zich hierbij grof en beledigend uit te laten over klager en door hem volstrekt ten onrechte te beschuldigen van een (ernstig) strafbaar feit.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de bewuste e-mail namens zijn cliënt heeft geschreven. Voorts meent verweerder dat de uitlatingen niet grievend, laat staan onnodig beledigend waren. Verweerder noemt het feitelijke en onderbouwde constateringen die hij als advocaat van zijn cliënt tijdens een inhoudelijke discussie richting klager heeft gecommuniceerd.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij. In zo’n geval heeft de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf te gelden, te weten dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem goed dunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien een advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij of feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn. In het algemeen mag de advocaat afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat cliënt hem verschaft. Slechts in uitzonderingsgevallen is de advocaat gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
5.2 Uit het ter zitting verklaarde is gebleken dat het niet eenvoudig was vast te stellen of een logo als waarom het in dit geval ging volledig van het internet is verdwenen. Verweerder heeft verklaard dat zijn cliënte er op het moment van het schrijven van de gewraakte e-mail van overtuigd was dat alle sporen van het werk dat klager had ontworpen en verwijderd zou worden ook inderdaad van het internet waren verwijderd. In dat licht is het te begrijpen dat verweerder, althans zijn cliënten, de conclusie trok dat klager het niet bij het rechte eind had, al bleek die conclusie achteraf niet te kloppen. De formulering van de gewraakte e-mail is ongelukkig te noemen, maar is niet zodanig kwetsend dat deze als onnodig grievend of beledigend is te kwalificeren. Van het beschuldigen van een ernstig strafbaar feit is volgens de raad evenmin sprake. En het bleef tussen betrokkenen, is niet naar buiten gebracht. Deze omstandigheden in combinatie met de erkenning van verweerder dat hij de mail beter anders had kunnen formuleren, leiden tot de conclusie dat er geen reden om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
5.3 De raad verklaart de klacht ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht van klager ongegrond.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. A.M.T. Weersink, M.L.C.M. van Kalmthout, E. Bige, en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.