Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3107

Zaaknummer

R. 3715/11.117

Inhoudsindicatie

Klachten over het optreden van de advocaat in een procedure tegen het UWV terzake van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Verwijten dat de advocaat klager bij een hoorzitting bij het UWV deels alleen heeft gelaten, dat de advocaat geen procedure tot herziening met terugwerkende kracht van UWV-beschikkingen aanhangig heeft gemaakt, dat hij een beroep tegen een UWV-beslissing heeft ingetrokken en dat klager door het handelen van de advocaat psychische en financiële schade heeft geleden. De advocaat is deels aanwezig geweest bij de hoorzitting, heeft zijn pleidooi gehouden en is omstreeks een half uur bij de hoorzitting aanwezig geweest. Hij had kort voor de zitting met klager besproken dat hij de zitting wegens een andere zitting zou moeten verlaten. De advocaat heeft klager geïnformeerd dat het niet mogelijk is de eerdere beschikkingen van het UWV met terugwerkende kracht te herzien indien de bezwaar- en/of beroepstermijn is verstreken. Dit advies is niet kennelijk onjuist. De intrekking van een ingesteld beroep is door de advocaat eerst telefonisch en later op kantoor met klager besproken. Hoewel het beter ware geweest indien de advocaat het gesprek inzake de intrekking schriftelijk aan klager had bevestigd, treft de advocaat hier geen verwijt. Het vierde klachtonderdeel is bij de behandeling van het verzet ingetrokken. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Verzet, onder aanvulling van gronden, ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 17 mei 2011, door de raad ontvangen op 20 mei 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 9 juni 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is op 10 juni 2011 aan partijen verzonden.

1.3 Bij brief van 22 juni 2011, door de raad ontvangen op 23 juni 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 maart 2012 in aanwezigheid van klager, die werd vergezeld van zijn dochter als tolk, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de

   stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager d.d. 22 juni 2011.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter, nu daartegen geen bezwaar is aangevoerd.

2.2 Bij brief van 21 december 2009, ontvangen op 14 mei 2010, heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. klager alleen met een tolk heeft achtergelaten bij de hoorzitting van 9 april 2008;

b. geen procedure aanhangig heeft gemaakt tegen het UWV tot herziening met terugwerkende kracht van alle tot dan toe genomen beschikkingen;

c. het beroep tegen de beslissing van het UWV van 30 mei 2008 heeft ingetrokken;

d. door het handelen/nalaten van verweerder psychische en financiële schade heeft geleden.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen  van verweerder gehandhaafd. Klager stelt dat verweerder hem  valse hoop heeft gegeven en hem heeft verzekerd dat hij de zaak met goed resultaat zou kunnen afsluiten.

 

4 VERWEER

Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit heeft weergegeven onder nummer 4.1 van de bestreden beslissing.  

Ten aanzien van klachtonderdeel a 

5.2 Ook tijdens de behandeling van het verzet is, in aanvulling op de stukken, onweersproken gesteld dat verweerder, zij het kort voor de aanvang van de hoorzitting, met klager heeft besproken dat hij deze in verband met een andere zitting zou moeten verlaten. Vaststaat ook dat verweerder zijn pleidooi heeft gehouden en dat hij gedurende omstreeks een half uur bij de hoorzitting aanwezig is geweest.

5.3 De raad verenigt zich hierom met de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.  

Ten aanzien van klachtonderdeel b 

5.4 De raad komt wat dit klachtonderdeel betreft niet tot een ander beoordeling dan die van de plaatsvervangend voorzitter.  

De raad maakt die beoordeling tot de zijne.  

Ten aanzien van klachtonderdeel c 

5.5 De raad stelt voorop dat dit klachtonderdeel in de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter onder 2.c kennelijk onjuist is geformuleerd, daar het klachtonderdeel het verwijt bevat dat verweerder het (pro forma) ingestelde beroep tegen de beslissing van 30 mei 2008 heeft ingetrokken. 

Dat het om een kennelijke verschrijving gaat volgt uit het feit dat de voorzitter bij de beoordeling onder nummer 4.4 de gang van zaken bij de intrekking van het beroep heeft beoordeeld.

5.6 Ter zitting heeft verweerder, in aanvulling op zijn verweer, aangevoerd dat hij voorafgaande aan het schrijven van de intrekkingsbrief aan de rechtbank een bespreking met klager op kantoor heeft gevoerd, waarbij is besproken dat verweerder geen gronden in het beroep kon aanvoeren en dat hij daarom zou overgaan tot intrekking van het beroep. Deze lezing is door klager ter zitting bevestigd. 

Hierom en overigens op de gronden zoals vermeld door de plaatsvervangend voorzitter onder nummer 4.4 is de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

5.7 Het voorgaande laat onverlet dat verweerder er, zoals hij ter zitting heeft erkend, beter aan had gedaan het gesprek inzake de intrekking schriftelijk aan klager te bevestigen. 

Ten aanzien van klachtonderdeel d 

5.8 Nu klager dit klachtonderdeel ter zitting heeft ingetrokken, zal de raad dit verder buiten beschouwing laten.

5.9 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.  

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.A. van Keulen, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2012.

 

griffier voorzitter                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 mei 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.