Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2012:YA2578

Zaaknummer

11-293A

Inhoudsindicatie

Verzet zaak. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening en hoogte declaraties. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerder de belangen van klager niet kennelijk onjuist heeft behartigd. Verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 april 2012

in de zaak 11-293A    

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 oktober 2011 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 oktober 2011 met kenmerk GK/YH 1011-965, door de raad ontvangen op 14 oktober 2011, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 oktober 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 oktober 2011 is verzonden aan klager.

1.3 Bij ongedateerde brief door de raad ontvangen op 1 november 2011, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het op 1 november 2011 door de raad ontvangen verzetschrift van klager.

   .

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is, voordat hij zich eind 2010 tot verweerder heeft gewend, onder bewind gesteld. Zijn bewindvoerder is Balans Case Management.

2.2 Klager heeft zich in december 2010 tot verweerder gewend in verband met een door zijn verhuurder tegen hem aanhangig gemaakt ontruimingskortgeding en in verband met zijn wens de bewindvoering opgeheven te zien. Voor het geval klager niet in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand, zijn klager en verweerder overeengekomen dat klager een uurtarief van EUR 150,- (exclusief 6% kantoorkosten en exclusief 19% BTW) aan verweerder voldoet. Klager heeft op 29 december 2010 de opdrachtbevestiging, waarin ook de afspraak over het uurtarief van verweerder is vastgelegd, ondertekend.

2.3 Verweerder heeft op 21 december 2010 ten behoeve van klager een toevoeging aangevraagd. De Raad voor de Rechtsbijstand heeft verweerder op 12 januari 2011 bericht gestuurd dat gelet op de hoogte van het inkomen van verweerder, hij niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand.

2.4 Verweerder heeft namens klager ter zitting van de Voorzieningenrechter van 21 december 2010 aan de hand van pleitnotities verweer gevoerd tegen de vordering tot ontruiming. Bij vonnis van 7 januari 2011 heeft de Voorzieningenrechter klager veroordeeld de woning aan [adres] te [woonplaats] per 1 februari 2011 te ontruimen en te verlaten.

2.5 Bij brief van 31 december 2010 heeft verweerder zijn declaratie voor zijn werkzaamheden voor het ontruimingskortgeding van (in totaal) EUR 1.394,47, voorzien van een specificatie, aan de bewindvoerder van klager gestuurd.

2.6 Verweerder heeft klager begin 2011 bijgestaan in een strafrechtelijke procedure. Bij brief van 7 april 2011 heeft verweerder zijn declaratie voor de hiermee verband houdende werkzaamheden van (in totaal) EUR 567,63 aan de bewindvoerder van klager gestuurd.

2.7 Bij brief van 4 maart 2011 heeft verweerder een declaratie voor zijn werkzaamheden voor klager in de periode 22 december 2010 – 4 maart 2011 van (in totaal) EUR 658,03 aan de bewindvoerder van klager gestuurd.

2.8 Verweerder heeft bij brief van 7 maart 2011 aan klager een concept verzoekschrift tot opheffing van klager’s onderbewindstelling toegestuurd. In deze brief heeft verweerder bevestigd dat hij voor zijn werkzaamheden in verband met de opheffing van de onderbewindstelling aan klager niet meer dan EUR 1.000,- in rekening brengt. Verweerder heeft het verzoek op 7 april 2011 ingediend. De kantonrechter heeft het verzoek bij beschikking van 25 juli 2011 afgewezen.

2.9 Bij brief van 28 juli 2011 heeft verweerder de beschikking van 25 juli 2011 aan klager toegestuurd. In die brief heeft verweerder klager tevens bericht dat hij hem niet langer bij kan staan omdat hij de wijze waarop hij en zijn kantoorgenoten in de daaraan voorafgaande weken door klager en zijn vriendin te woord zijn gestaan niet kan accepteren.

2.10 Bij ongedateerde brief, door de deken ontvangen op 5 augustus 2011,       heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager’s belangen niet heeft behartigd maar alleen rekeningen heeft gestuurd.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder klager had moeten bijstaan, maar dat nooit heeft gedaan, zijn aandacht alleen op de bewindvoerder richtte waar het geld vandaan kwam en rekeningen heeft gestuurd inclusief kantoorkosten, terwijl klager nooit op het kantoor van verweerder kwam.

4 BEOORDELING

4.1 Bij de beoordeling van het verzet stelt de raad voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. De advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient hij te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen eerst sprake wanneer de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of onjuist adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verweerder de belangen van klager kennelijk onjuist heeft behartigd. Verweerder heeft de met klager gemaakte afspraken over zijn uurtarief schriftelijke vastgelegd. Niet gebleken is dat verweerder ten nadele van klager is afgeweken van de met klager gemaakte afspraken. Voor zover de raad heeft kunnen nagaan heeft verweerder zich naar beste kunnen ingespannen de door klager met de procedures gewenste resultaten te bereiken.

4.3 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat het door klager ingestelde verzet niet kan slagen en dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. P.W.M. Huisman, G. Kaaij, A.M. Vogelzang, M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2012.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 april 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.