Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-04-2012

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2728

Zaaknummer

B183-2011

Inhoudsindicatie

Gehandeld binnen de grens die verweerder, als advocaat van de wederpartij, vrijstond. In een klachtprocedure staat het een advocaat vrij datgene naar voren te brengen wat hij in het kader van zijn verweer tegen een tegen hem ingediende klacht noodzakelijk oordeelt, met dien verstande dat hij zich ook dan niet grievend mag uitlaten, Hiervan is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 2 april 2012

in de zaak B 183-2011

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 6 september 2011 op de klacht van:

de heer mr. A

 

klager

 

tegen

mr. B

verweerder

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 3 oktober 2011 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 4 oktober 2011 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Bij beslissing van 26 oktober 2011 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing o p 27 oktober 2011 is verzonden aan klager.

1.3         Bij brief van 7 november 2011 met bijlagen, door de raad ontvangen op 8 november 2011 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 . Ter zitting zijn klager noch verweerder verschenen. Klager heeft de raad per e-mail van 10 februari 2010 bericht dat hij wegens de crematie van een overleden familielid de zitting niet kan bijwonen. Klager zond de raad bij voormelde e-mail een pleitnota toe. Verweerder heeft de raad per fax van 13 februari 2011 bericht, in verband met de omstandigheid dat klager de mondelinge behandeling van zijn klacht niet zou bijwonen en zijn verweer in de stukken duidelijk is weergegeven, niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.5         De raad heeft kennisgenomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet

en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-      het verzetschrift van klager dd. 7 november   2011.

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken, uitgegaan van de in de beslissing van de voorzitter weergegeven feiten, alsmede van de navolgende feiten:

2.1         De rechtbank, sector kanton, heeft in haar beschikking van 22 juli 2011 waarmee de arbeidsovereenkomst tussen klager en diens werkgever, de cliënt van verweerder, werd ontbonden onder meer het volgende overwogen:

“Het bestaan van een verschil van inzicht omtrent de wijze waarop de functie van verweerder ingevuld dient te worden, waardoor er een situatie is ontstaan waarin behoorlijke samenwerking niet meer mogelijk is zonder dat zulks aan een van hen is te verwijten of toe te rekenen.”

2.2         Verweerder schreef in zijn brief van 19 juli 2011:

“Al binnen een jaar bleek dat ….. onder de maat presteerde. De kwaliteit van zijn werk was onvoldoende, hij volgde de instructies van zijn werkgever niet op, liet zaken liggen waardoor deadlines dreigden te verlopen en hij maakte tekstuele en inhoudelijke fouten in overeenkomsten en correspondentie. …. heeft meerder gesprekken met …. gevoerd om hem op zijn fouten te wijzen en om zijn functioneren verbeterd te krijgen.

(….)

Vlak nadat …. zijn tweede waarschuwing had ontvangen meldde hij zich ziek met werkgerelateerde spanningsklachten.”

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder, als advocaat van de werkgever van klaagster, niet onderbouwd en ten onrechte heeft gesteld dat sprake was van een "mislukt dienstverband" tussen klaagster en die werkgever, hetgeen naar verweerder kon weten feitelijk onjuist was en jegens klager onnodig grievend;

b) verweerder voorts heeft gesteld dat klager situationeel arbeidsongeschikt was, zulks nadat partijen een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten inhoudende dat op neutrale gronden ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou worden verzocht, derhalve onnodig en bovendien feitelijk onjuist.

 

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het navolgende niet heeft betrokken:

-           toelichting bij gedragsregel 30;

                        -           brief d.d. 19 juli 2011 van verweerder.

 

4               BEOORDELING

4.1         De raad is met de voorzitter van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in het belang van zijn cliënte, waarbij hij de grens van wat hem als advocaat van zijn wederpartij jegens klager vrijstond niet heeft overschreden. De toelichting op gedragsregel 30 maakt dit niet anders.

4.2         De door klager in zijn verzetschrift bedoelde brief is het verweerschrift van verweerder in de klachtprocedure. Verweerder heeft in deze brief de onderliggende casus aan de deken uiteengezet. Het staat een advocaat vrij datgene naar voren te brengen wat hij in het kader van zijn verweer tegen een tegen hem ingediende klacht noodzakelijk oordeelt, met dien verstande dat hij zich (ook) daarbij niet nodeloos grievend over de wederpartij mag uitlaten. De raad oordeelt dat de inhoud van die brief objectief beschouwd niet grievend over of jegens klager is, laat staan nodeloos. Verweerder vond het kennelijk, en niet onbegrijpelijk, nodig om aandacht te besteden aan de reden waarom het dienstverband tussen klager en diens werkgever tot een einde moest komen. Bij de wijze waarop hij dat heeft gedaan, heeft hij geen zorgvuldigheidsnorm geschonden.

4.3         Ook overigens heeft het onderzoek in verzet niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt

 

 

 

5       BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, P.A.M. van Hoef, A.L.W.G. Houtakkers en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans – van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2012.

 

                        griffier                                                 voorzitter             

 

Deze beslissing is in afschrift op 3april 2012.

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het      arrondissement

-       de deken van de Nederlandse Orde van   Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.